Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
Ingezonden.Fiandra farà da sè?Eene aanhaling uit ‘De Ploeg’ in het vorig (Mei-) nummer van Neerlandia (blz. 66) bevatte een uiting, die het onvoortgankelijke van de Vlaamsche beweging aantoont op treffende wijze, zonder dit te bedoelen. Dr. Laureys schrijft daar (ik breng het den lezer nogmaals onder de oogen): ‘In het belang onzer beweging hebben wij, Vlamingen, te streven naar verfijning in onzen omgang, in onze gebruiken, in onze gesprekken. Wij hebben vooral te zorgen, dat het gezellig cultuur- en verkeersleven der hoogere standen, dat nu zoo geweldig verfranscht en ziekelijk is, door en door vervlaamscht en weer gezond worde... Een hoogere invloedhebbende en vlaamschvoelende stand is ook hoogst noodig om al onze wetenschappelijke, kunstminnende en economische ondernemingen te kunnen schragen’. (Ik cursiveer W.Z.) En zie, de schrijver noemt dit nog als ter loops: ‘ook hoogst noodig!’ Maar die hoogere vlaamschvoelende stand is voor de Beweging altijd het eerst noodige geweest en na een eeuw van strijd welhaast heeft men dat hoog noodige nog niet kunnen aankweeken; daarin ligt Vlaanderen's machteloosheid. Als wij zien, hoe in Brussel geen Vlaamsch onderwijs meer gegeven wordt, hoe de mijnindustrie zich meester gaat maken van het Noord-Oosten van het land en het Vlaamsch ook daar verdringtGa naar voetnoot1), ja, is het dan geen zelfmoord, dat nog langer zitten wachten op dat hoog noodige? Er is toch beschaafd Vlaamsch, zal men zeggen. Zeer zeker, en dat het van Nederlandsch zoo uiterst weinig meer verschilt, nu terecht, in 1913 en thans opnieuw, voor de algemeene Vlaamsche taal, de ‘koinè’, de Nederlandsche uitspraak is vastgesteld, opent zich geheel Nederland, hoog en laag, voor den Vlaming. Weet de Franskiljon dit wel? Of de Waal? Voor hen is het Vlaamsch de taal, die in de straat en de achterbuurten behoort; de Waal weet in den regel niet beter, de Franskiljon wel. Als men nu bij elke rede van een Vlaming in parlement of elders aanduidde, dat zij gehouden was in Vlaamsch (N.U.), derhalve in de taal, die in Noord-Nederland gebezigd wordt aan het Hof, in de Hooge Colleges van Staat, in de wetenschap, overal, men ontwapende den Franskiljon, die er belang bij heeft, dat blijft voortbestaan de gangbare meening, dat er maar één soort van Vlaamsch is, dat van de straat. Die aanduiding N.U. is een zeer eenvoudig middel, dat niets kost. Doch de Vlaming wil nu eenmaal niet gaarne erkennen, dat hij van Nederland wel eens iets noodig heeft. Maar alles wat helpen kan, is noodig, want het gebruik van het Vlaamsch is in België niet ‘comme il faut’. Dat behoort bij Vlaanderen's noodlot. Zal een vrouw nu van hoogere beschaving, ergens ter wereld, gehoord willen worden, een taal sprekende, die niet is ‘comme il faut’? Een Vlaamsche moet het Vlaamsch (N.U.( nog als zoodanig leeren beschouwen; bovendien kent zij het Vlaamsch (N.U) niet eens - al zullen er wel eenige uitzonderingen zijn, natuurlijk. Waar kan zij die Nederlandsche uitspraak zich eigen maken en tegelijk leeren haar taal te beschouwen als volmaakt ‘comme il faut’? Het is duidelijk, in Nederland en daar alleen. Welnu, men voede telkens een vernieuwd aantal Vlaamsche jonge meisjes, vlug van hoofd en kinderen nog, op in Holland, waar de opleiding van meisjes uit de middenklasse zorgvuldig is, waar ieder van haar het Fransch, Engelsch en Duitsch vrij behoorlijk leert hanteeren en dus in dit opzicht zeker meer ontwikkeld is dan een Waalsche. En dit is van belang voor die Vlaamsche uitgezondenen (Noormeisjes zou men ze kunnen noemen): in kennis de meerderen zich wetend zullen zij, in haar land teruggekeerd, en gewend aan den omgang, op volkomen gelijken voet, met hoogontwikkelde vrouwen, nooit ofte nimmer zich in een hoek laten schuiven: zij voelen zich. Ik heb dit middel aangegeven, nu bijna tien jaren geleden, in een boekske.Ga naar voetnoot2) Het eenige, dat ik er van Vlaamsche zijde op heb vernomen - alleen van dien kant natuurlijk had beoordeeling voor mij waarde - was toen een brief van den heer Leo Picard, die met Prof. Persijn mijn boekje had besproken, die de lichte uitvoerbaarheid en de draagkracht van het middel prees. Dat is alles! En dit ‘licht uitvoerbare’ middel was in 80 jaren tijd nog nooit uitgevonden, of althans stelselmatig beproefd! Het is het eenige voor de hand liggende, dat langzaam werkt wel, maar gewis; het eenige, waar Brussel niets tegen vermag, het eenige bovendien, waarbij Nederland krachtdadig steunen kan. En zal! Want in België kan het niets en het popelt om te steunen. Waren de vluchtelingen niet welkom? Hoezeer zullen dan die kinderen welkom zijn! Als eenige Vlaamsche ouders maar beginnen! Dan helpt Vlaanderen toch zich zelf, zooals het ook zal moeten, naar de woorden van den Voorzitter van ons Verbond in de rede, waarmede hij de laatste Algemeene Vergadering besloot. Want hoe wil Dr. Laureys een ‘hoogere invloedhebbende en vlaamschvoelende stand’ doen ontstaan, zonder de Vrouw? Zij alleen kan Vlaanderen redden. Overal, waar ras strijdt tegen ras, staat ook de vrouw op de bres, behalve in Vlaanderen! ‘Maar Nederland is zoo ver!’ zucht een Vlaamsche ouder. Ja, bijzonder ver weg! ‘Het is een land van enkel geuzen!’ Jawel, een derde van het Nederlandsche volk is Katholiek en o.a. het hoofd van het Kabinet! Of is er een macht, die dit ‘licht uitvoerbare’ middel niet wil? Maar wie en wat kan Vlaanderen dán nog helpen? De Vlaamsche Universiteit, zij kome; zij komt zeker. Toch, wat werkt het uit als de mannen geheel zijn opgeleid in Vlaamschen geest, doch hunne vrouwen niet medewerken en in hunne gezinnen het Vlaamsch toch nog ’n'en déplaise’ die Universiteit, de omgangstaal zal zijn... in de keuken alleen? En waarom wachten op die Universiteit? Bestuurlijke scheiding! Dat is zoo eenvoudig niet. Hoe denken de groote buren van België daarover? O! zoo! Dus komen wij ooit wel zoover? En dan nog! Dan is daarmee in Vlaanderen het Vlaamsch nòg niet in tel bij de vrouw, dus de ontwikkelde kringen spreken het nog niet in hun gezin. Waarom, in afwachting van dat alles, maar alvast niet begonnen aan een anderen kant, bij wat voor de hand ligt, dus eigenlijk toch bij het begin? Een licht uitvoerbaar middel acht ik zelf het ook niet, want de Vlaming wil nu eenmaal niet erkennen, dat hij Nederland bij iets noodig heeft. ‘De mannenwereld roert. De vrouwenwereld blijft stil. Ons dringendste werk is de vrouwenwereld en wel bijzonderlijk de vrouwenopvoeding te vervlaamschen!’ Het zijn woorden van pastoor Hugo Verriest. Het ‘dringendste werk’! Hoe lang geleden heeft hij dit al gezegd, de zachtmoedigaard! ‘Niet kletsen, maar doen!’ Dat is, kortaf, Hollandsch in een kantteekening van Generaal Van Heutz, O! als dfe een Flamingant was geweest! Vlaanderen ‘zal het zelf doen!’ Welnu, awel zulle! hier is iets dat ‘hoog noodig’ is, het ‘dringendste werk’! Leeuwarden. S.A. WALLER ZEPER. Het verheugt ons, bovenstaande belangrijke opmerkingen te hebben uitgelokt. Wij hopen, dat de geachte schrijver zijn denkbeeld zal uitwerken tot een uitvoerbaar plan. Red. |
|