Beknopt verslag der Hoofdbestuursvergadering van 28 Februari 1925 te 's-Gravenhage.
Aanwezig: de heeren P.J. de Kanter, Voorzitter, Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler, Ondervoorzitter, Mr. B. de Gaay Fortman, Secretaris-Penningmeester, Jhr. C.M.E.R.C. von Bose, Ph. R. Botha, J.E. Bijlo, G. van Driessche, Dr. H. Ferguson, S.G.L.F. Baron van Fridagh, O.L. Helfrich, J.S.C. Kasteleyn, Dr. H.W.E. Moller, K.E. Oudendijk, Mr. K.M. Phaff, Prof. Dr. A.A. van Schelven, L.L.W. van Soest, Th. G.G. Valette, Mr. J. van Winckel, Jhr E.J.M. Wittert en C. van Son, Administateur.
Afwezig met kennisgeving: de Heeren Mr. P. Hofstede Crull, Dr. Th. Lens, M.J. Liesenborghs, Dr. W. van Lingen, Omer Wattez, Mr. W. Thelen.
De Voorzitter opent te 1 uur de bijeenkomst en stelt aan de orde:
Punt I. Notulen der vergadering van 22 November 1924.
Deze worden goedgekeurd met enkele verbeteringen.
Punt II. De inrichting van den Stamdag op Vrijdag 27 Maart.
De Voorzitter leest de oproeping en dagorde voor, zooals die op blz. 1 van het Maart-nr. van Neerlandia is afgedrukt en spoort alle Hoofdbestuurders er toe aan tegenwoordig te zijn.
Punt III. De Algemeene Vergadering op Zaterdag 28 Maart.
De ingekomen voorstellen betreffende de Statutenwijziging werden uitvoerig besproken; daarna wordt besloten ze met het ontwerp der Verbondswet aan alle bijwoners 28 Maart ter hand te stellen als leidraad voor de besprekingen.
Punt IV. Brieven uit Zuid-Afrika (van afd. Bloemfontein en den heer Schoeler te Kaapstad) over de nota van den heer Botha.
De Voorzitter deelt mede, dat inmiddels ook nog een brief is ingekomen van mevr. Loopuyt - Maas de secretares der Afd. Kaapstad, die veel gunstiger oordeelt over de nota van den heer Botha dan de heeren Schoeler, oud-secretaris der Afd. Kaapstad, en Schuur, Secretaris der Afd. Bloemfontein. Voorts deelt hij nog mee, dat het Dag. Bestuur een onderhoud heeft gehad met Mr. Groenman, gewezen Ned. Consul te Kaapstad, die zijn inzichten en indrukken meedeelde over de kansen van het A.N.V. in Zuid-Afrika. Over het algemeen blijkt in Kaapstad de verhouding tusschen Afrikaners en Hollanders beter dan b.v. te Pretoria, waar de Hollanders op zich zelf wenschen te staan.
In Neerlandia zal dit vraagstuk uitvoerig worden behandeld.
Punt V. Voorstel van het Dag. Bestuur om aan het Comité New-York 1926 een steun te verleenen, groot f 100.-.
Het voorstel wordt aangenomen.
Punt VI. Voorstel van het Dag. Bestuur om aan den heer G. Brettani, voordrachtkunstenaar te 's-Gravenhage, voor zijn kunstreis naar Zuid-Afrika de subsidie van f 100.- toe te kennen, welke eerst was toegezegd aan den heer Arbous, die echter voorloopig niet gaat.
Aangenomen.
Punt VII. De vertegenwoordiging van het A.N.V. te Berlijn, de ontslagneming van den heer Plemp van Duiveland.
De Voorzitter deelt mede, dat naar een geschikt plaatsvervanger wordt uitgezien.
Punt VIII. Nog niet rijp voor openbaarmaking.
Punt IX. De verplaatsing naar en inrichting van het kantoor te 's-Gravenhage.
De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. van 's-Gravenhage een voor het A.N.V. zeer aannemelijk voorstel aan den Raad hebben ingediend om het pand Laan 34 voor het A.N.V. te doen inrichten als kantoor, museum en bibliotheek.
Het Dag. Bestuur wordt gemachtigd deze zaak verder af te wikkelen en met de gemeente een overeenkomst aan te gaan.
Punt X. Bevordering der uitgave van bijzondere Neerlandia-nrs.
De heer Van Schelven dringt er op aan dat de gewoonte van vroeger om bepaalde nummers van ons maandblad uit te geven over gebieden en onderwerpen onzen stam betreffend, worde hervat. Het is een uitstekende reclame.
In beginsel stemt de vergadering hiermee in.
Punt XI. Bevordering van een wettelijken maatregel omtrent vrijstelling van examens in het bijzonder voor Zuidafrikaansche studenten.
De heer Van Schelven betoogt dat het zeer wenschelijk is, dat uitsluitend voor Zuidafrikaansche studenten een geheel zelfstandig besluit worde genomen.
De heer Moller dringt er op aan, dat het ook Vlaamschen studenten gemakkelijker worde gemaakt aan Nederlandsche Hoogescholen te studeeren.
Besloten wordt een nota tot de Regeering te richten.
Punt XII. Bevordering van het onderwijs in het Nederlandsch en de Nederlandsche geschiedenis aan buitenlandsche Universiteiten.
De heer Van Schelven heeft van een collega vernomen, dat hij een jaar te Parijs heeft gestudeerd en daar ervoer dat er aan de Universiteit geen gelegenheid was onderwijs te ontvangen in Nederlandsche en Nederlandsche geschiedenis. Wel in de taal en geschiedenis van andere volken. Spr. dringt er op aan dat het Dag. Bestuur inlichtingen inwinne, hoe de leerstoel van prof. Geyl te Londen is tot stand gekomen en zich dan tot de Regeering richte met een verzoek voor de totstandkoming van iets dergelijks te Parijs. Ook Budapest, Weenen enz, zouden in aanmerking komen.
De Voorzitter deelt mede, dat Nederland in den Vreemde reeds onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid van een leerstoel in het Nederlandsch te Parijs. Men denkt, om te beginnen, over wintercolleges.
Ook voor andere hoofdsteden in Europa zal een onderzoek worden ingesteld.
Punt XIII De verhouding tusschen het Hoofdbestuur en het Bestuur van Groep Nederland; afbakening der wederzijdsche werkzaamheden.
Van huishoudelijken aard.
Punt XIV. De uitgave van een Gids betrekkelijk het Hooger Onderwijs in Nederland, voor Vlaanderen.
De heer Van Schelven vraagt of nu gewerkt moet worden aan de samenstelling van een studiegids voor Vlaamsche studenten in navolging van dien voor Afrikaansche studenten, welke nu zoo goed als klaar is en weldra ter perse gaat. Daarin zou dan de Nijmeegsche Hoogeschool moeten worden opgenomen, die voor Zuid-Afrika geen doel trof.
De heer Van Soest (lid der Comm. van Schelven) maakt bezwaar tegen een Vlaamschen gids. Hij gelooft niet, dat er behoefte aan bestaat, omdat ook met het oog op de valuta den eersten tijd weinig of geen Vlaamsche studenten in Nederland zullen komen studeeren.
De heer Van Winkel is het hiermee eens. Hij heeft met Vlaamsche studenten er over gesproken, en ook den indruk gekregen dat er geen behoefte bestaat aan zulk een studiegids.
De heer Moller meent, dat dit wel het geval zou zijn als er wederzijds gelijkstelling van diploma's bestond in Noord en Zuid.
De Voorzitter weet, dat daarop vooreerst geen kans bestaat, Voorloopig zou een verslag over de hoogeronderwijstoestanden en -eischen in Nederland en België voor verschillende faculteiten kunnen worden opge-