Het welkom aan Prof. J.J. Smith.
Juist toen de Nederlandsche lente was aangebroken, het tijdstip waarop de Afrikaansche winter begint, heeft de stoere, geleerde prof. Smith van de Hoogeschool te Stellenbosch te Amsterdam voet aan wal gezet en reeds Maandag 23 Maart boden de vereenigingen, die zijn studiereis door Nederland hebben voorbereid, het A.N.V. en de N.Z.A.V., hem een noenmaal aan in het Paviljoen Vondelpark te Amsterdam. Behalve de dischkaart was alles Nederlandsch en Afrikaansch wat de klok sloeg.
Met bestuursleden der ontvangende vereenigingen zaten een paar dozijn genoodigden aan, o.m. de professoren Prinsen (Amsterdam), De Vooys (Utrecht), Albert Verwey (Leiden) en De Vreeze (bibliothecaris te Rotterdam). Vertegenwoordigd waren ook de Zuid-Afrikaansohe Voorschotkas, de Leidsche Maatschappij van Letterkunde en de Zuid-Afrikaansche Studentenvereeniging te Amsterdam. Ook onze eerevoorzitter, Dr. Kiewiet de Jonge, de beproefde vriend van Zuid-Afrika, zat mede aan.
Het eerst voerde het woord Prof. Pont, voorzitter der N.Z.A.V., die den gast het welkom toeriep en de verwachting uitsprak, dat zijn verblijf de cultureele banden tusschen Nederland en Zuid-Afrika zou versterken en geruststelling zou brengen over de verhouding tusschen het Afrikaansch en het Nederlandsch. De Afrikaners mogen nooit het woord van Steyn vergeten: ‘De taal van den overwinnaar in den mond van den overwonnene is slaventaal.’ Dat het Afrikaansch reeds zoo heeft gezegevierd, is mede te danken aan Prof. Smith. Spreker is er vast van overtuigd, dat Nederland armer zal worden als het de Hollandsch-Afrikaansche wereld zou moeten los laten en Afrika niet zonder schade voor zijn eigen waarachtig cultuurleven zich kan losmaken van het oude Nederland.
Onze voorzitter, de heer P.J. de Kanter, herinnerde er aan, dat de Afrikaners op Nederlandsch cultureelen bodem staan en dat ons volk dus den plicht heeft hen zooveel mogelijk te steunen in den strijd voor een eigen cultuur. De takken van onzen stam moeten bloeien als deze zelf jong wil blijven. Dat geldt ook voor Zuid-Afrika. Er moet gelijkgerechtigheid zijn en wisselwerking uitgaan. De taalhoogleeraren in onze stamgebieden kunnen daartoe het hunne bijdragen en daarom stelde spreker een dronk in op de vertegenwoordigers der faculteiten.
Prof. Prinsen heeft daarop geantwoord met een dronk op Prof. Smith als den bewerker van het Groot Afrikaansche woordenboek, daarbij in herinnering brengend hoeveel vreugde hij beleefde aan de Afrikaansche studenten te Amsterdam, die in de letteren studeeren.
Nadat Dr. Van Ronckel voor de Maatschappij van Letterkunde had gesproken, heeft de hooge gast een eerste proeve afgelegd van zijn welsprekendheid. Reeds op zijn zeereis had hij weer ervaren, hoe de Afrikaner zich volkomen thuis gevoelt onder Nederlanders. Hij schetste de Afrikaners als een jong volk, dat uit vaders huis wilde, om een eigen huishouding op te zetten. Nadrukkelijk verklaarde hij, dat het Afrikaansch niet anti-Nederlandsch is, dat het vooral behoefte heeft aan volksliteratuur en dat het deel wil blijven van het Dietsch.
Verheugend was zijn mededeeling, dat er in Zuid-Afrika weer meer navraag is naar het Nederl. boek.
's Avonds heeft Prof. Smith de reeks zijner lezingen geopend in de aula der Amsterdamsche Universiteit met een voordracht over ‘Afrikaansch en Hollandsch.’