Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen nationaal museum voor de visscherij.Er is buitengewone belangstelling geweest voor een tentoonstelling, welke drie maanden lang in Den Haag gehouden is in het Museum voor het Onderwijs aan de Hekkelaan. Een tentoonstelling voor de zeevisscherij. Zegt het den vreemdeling niet! Want zouden wij ons niet moeten schamen over het ontbreken van een vaste verzameling betreffende het bedrijf, waaraan Nederland zijn opkomst en een deel van zijn roem en oude grootheid dankt? De zeevisscherij - maar daar weten we toch alles van? Voor wie dat mocht denken, was een bezoek aan deze verzameling wel het allernoodigst; wie het uitspreekt, zegt daarmee tevens, hoe gewenscht het is, dat zoo'n museum er komt. Dat veel Scheveningers de tentoonstelling bezochten, toont ook, dat men er meer dan alleen onderricht zocht, hoe leerrijk zij ook was. Het schrijverstalent van Brusse, de groote gaven van Josef Israëls hebben ons het visschersbedrijf en de visschers zelf met andere oogen doen zien. Maar aan die boeken en schilderijen ontbrak deze aanschouwelijke voorstelling van het werk en het leven op zee. Met modellen van schepen, netten en tal van visscherijbehoeften, in den staat waarin ze gebruikt worden; met een zeer natuurlijke nabootsing van het vooronder in een haringschuit, vertoonde men hier hoe de visch gevangen wordt; de bezoeker kreeg een denkbeeld van het harde leven van den zeeman en een kijkje op de andere bedrijven, die met de vischvangst in verband staan. Het materiaal, hier opgesteld, was vollediger, dan het ooit op eenige andere Nederlandsche tentoonstelling te zien is geweest. Trouwens, bij al zulke gelegenheden was de visscherij meestal zeer stiefmoederlijk bedeeld. En wat bezitten wij verder? Een zaal in het Scheepvaartkundig Instituut te Rotterdam, een historische afdeeling in het Amsterdamsche Rijksmuseum, en een partijtje Noordzeevisschen in een paar natuurkundige museums.... Met de stichting van een vast museum was Noorwegen met zijn museum te Bergen, was Duitschland met zijn museums te Altona en op Helgoland ons voor. In Engeland houdt men om de twee jaar belangrijke visscherijtentoonstellingen. Waarom bezit Nederland zoo'n museum niet, bijvoorbeeld te Scheveningen? Het zou vermoedelijk druk bezoek trekken van vreemdelingen... en van de Nederlandsche badgasten niet minder! Het zou een afgerond en duidelijk beeld moeten geven van de kust- en diepe-zeevisscherijGa naar voetnoot1) van het bedrijf en de aanverwante bedrijven. Bijeenkomsten en lezingen, rolprentvoorstellingen zouden er kunnen gehouden worden en misschien ook met vrucht die vreemdsoortig uitheemsche instelling, welke men in Engeland ‘conversaziones’ noemt, waarbij deftig publiek op een feestavond er zijn wijsheid komt opdoen onder muziek, thee en vrijage. Hier slaat echter onze verbeelding te ver de vleugels uit.... Maar is het te sterk om van een ‘eereschuld’ te spreken, die ons volk heeft tegenover dit bij uitstek nationaal bedrijf; om te wijzen op den plicht van een museum te stichten, dat het wezen, de geschiedenis en de ontwikkeling van dat bedrijf voor iedereen duidelijk zal vastleggen? Wij hopen, dat deze tentoonstelling het besef van dien plicht levendig zal hebben gemaakt en dat de Haagsche wethouder van Onderwijs, de heer Vàn der Meulen overstelpende bewijzen van instemming zal ontvangen met het nuttige, noodige, voortreffelijke plan voor een nationaal museum voor de visscherij! |
|