Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
Amerika.Van Hollanders in Canada.
| |
[pagina 26]
| |
De stichting van kolonies, onder leiding van vooraanstaande personen, zooals dat in 1846 en volgende jaren geschiedde in Noord-Amerika en zooals dat in 1845 beproefd werd in Suriname, is zeker te ouderwetsch. In en om Toronto bijv. woont een vrij groot aantal Hollanders. Geenerlei band verbindt deze menschen. In dergelijke omstandigheden verengelschen, vercanadeezen is beter, die Nederlanders sneb. Het derde geslacht zal nauwelijks meer weten, dat grootmoeder en grootvader Hollanders waren. Daar zal wel eens een enkele onder hen Nederlandsch blijven voelen, maar ihet gros verliest zijn afstamming uit het oog. De landverhuizing naar Canada is nog van te jongen datum, om dit met voorbeelden aan te toonen, maar wat men in Canada nog niet ziet, dat ziet men wel in de Vereenigde Staten. Daar zijn streken genoeg aan te wijzen, waar de landverhuizers verspreid wonen, of al wonen ze bijeen, ieder toch zijn eigen weg gaat, omdat de taalband alleen te zwak is, om ze bijeen te houden. Geheel anders is het echter, als men komt in die streken der Vereenigde Staten, waar wel is waar de Nederlandsche taal niet meer gesproken wordt, maar waar de Nederlandsche geloofsbelijdenis nog in eere is, waar de Nederlandsche Gereformeerde kerken nog bestaan. Daar is de band met het moederland nog duidelijk merkbaar. Daar kan men dien band ook niet missen, omdat die Amerikaansche Nederlandsch Gereformeerde Kerken voeling moeten houden met de moederkerken in Nederland. Zoo gaat het ook in Canada. Men merkt dat, als men komt uit Toronto in Winnipeg. Daar wonen minder Hollanders dan in Toronto. Ze zijn er ook minder welvarend. Als de maatschappelijke toestand in Winnipeg wat beter wordt, dan zullen de Hollanders in deze stad langer Nederlanders blijven dan in Toronto. De Winnipegger Hollanders behooren voor een groot gedeelte tot de Gereformeerde Kerk. Evenals overal elders ging het ook hier. Toen ze twintig tot dertig huisgezinnen telden, begonnen ze aanstalten te maken, om te komen tot kerkvorming. De behoefte aan kerkelijke gemeenschap is onder de gereformeerden zoo sterk, dat ze soms eerst zorgen voor een behoorlijk kerkgebouw, voor ze hun eigen huis afwerken. Staat de kerk er, dan begint men uit te zien naar een predikant. Gelukt het hun, al of niet met hulp van andere kerken, een predikant te krijgen, dan voelen zich die naar de wereld zoo arme menschen, o, zoo rijk. Dan heet het al gauw in hun brieven aan familieleden in 't moederland; ‘Kom maar over: we hebben al een eigen gemeente en een eigen predikant!’ En werkelijk, de zekerheid, dat ze iederen Zondag kunnen opgaan naar het bedehuis en daar Gods Woord hooren verkondigen in den zin, waarin zij dat verlangen, doet vele Hollanders eer er toe besluiten, om de groote reis naar het onbekende land te ondernemen. In dat vreemde land is toch iets, dat voor hen niet vreemd is en dat is de kerk. Zoo ging het in Winnipeg. Na den oorlog waren de maatschappelijke toestanden in en om Winnipeg slecht. Tal van Hollanders zagen hun inkomsten verminderen en de een na den ander trok naar Alberta of naar de Vereenigde Staten. De meesten beschikten echter niet over het noodige geld, om naar de Staten uit te wijken. Geldgebrek noodzaakte hen te blijven, waar ze waren en er zich maar doorheen te slaan. Maar de strijd om 't bestaan is tegenwoordig voor die menschen zwaar. Alleen zij, die in de stad een baantje kregen, bij de waterleiding, bij de gasfabriek, de electrische centrale of den reinigingsdienst of bij particulieren in 'i houtbedrijf te werk gesteld werden, die hadden een behoorlijk bestaan. Ook de tuinlui, die hun groenten in de stad brachten, hadden het niet slecht, sommige zelfs goed. De ‘homesteaders’, de boeren, hadden het hard te verantwoorden. De Hollandsche gemeente van Winnipeg ging dan ook jaar op jaar achteruit in zielental. Straks komt wellicht de tijd, dat zij geen predikant meer kunnen onderhouden; dan zullen de ouderlingen den dienst in stand houden door voorlezing van Hollandsche preeken, maar het tweede geslacht wil daar niet meer aan, omdat het moeite heeft met het verstaan der Hollandsche taal. Dan valt de Hollandsche kolonie uiteen, dan lossen de Hollandsche kolonisten zich op in de andere volken, die in Winnipeg vertegenwoordigd zijn en met hun kerk verliezen ze ook hun Nederlandsche geloofsbelijdenis, den laatsten band met het moederland. De mogelijkheid is natuurlijk niet uitgesloten, dat de maatschappelijke toestanden daar mettertijd verbeteren. Geschiedt dat, dan zal de horizon ook voor onze stamverwanten opklaren. Misschien eer daar dan elders, omdat er reeds een kerk is. In de provincie Saskatchewan wonen de Hollanders verspreid. De gemeente, die ze er hadden in Monarch, is door den minder gunstigen na-oorlogstoestand dermate achteruitgegaan, dat ze weinig toekomst meer heeft. Het grootste deel der leden is verhuisd naar de Vereenigde Staten. (Slof volgt). J.J. LEYS. |
|