Dietsche Kantteekeningen.
Buitenlandsche belangstelling voor O. Indië.
Indien een groot deel van het Nederlandsche volk nog altijd een onverklaarbare onverschilligheid voor onze prachtige Oost aan den dag legt - in het buitenland wordt dat meer en meer anders. Van de belangstelling in Duitschland hebben wij juist kort geleden nieuwe staaltjes gevonden.
Ten eerste een brief in de Deutsche Allg. Ztg. uit Batavia over de regeeringsverklaring, dat het gelukt was, de Indische begrooting in evenwicht te brengen. De schrijver verheelde zijn vreugde niet: de tijding had - schreef hij - de uitwerking van een frissche bries na langdurige afmattende warmte.
Dan: een bespreking in het Hamburger Fremdenblatt door Dr. Kempski van het verkeerswezen in Oost-Azië. Deze schrijver, die zich ‘landwirtschaftlicher Sachverständiger’ noemde, prees de uitmuntende verkeerswegen op Java. ‘Het reizen is gemakkelijk gemaakt - zei hij - zoo voor inlanders als voor Europeanen door 25000 K.M. voor automobielen geschikte wegen en 5000 K.M. spoorwegen, die voortreffelijk beheerd worden.’
In het geheel loopen er op Java naar schatting 15000 motorrijtuigen, in de zoogenaamde Buitenbezittingen ongeveer 7000, ruw geschat misschien wel 10.000. In geheel Ned. Indië zijn er stellig 25.000 auto's.
Van de Buitenbezittingen staat Sumatra met zijn wegennet bovenaan. ‘Onder ontzaglijke moeilijkheden zijn door het bergland wegen gelegd, die met vermetele slingeringen de steilste hoogten beklimmen. De bestuurders moeten hier zeer bekwaam zijn,’ zegt de schrijver.
Onbevredigend is het gesteld met de sedert lang gewenschte overlangsche spoorlijn, waarvoor de regeering het geld, het particulier initiatief den prikkel mist. ‘Bood men hun, die zulk een spoorweg zouden aanleggen, op ruime schaal land aan, een breede strook links en rechts van den spoorweg in vrijen eigendom en ter vrije beschikking, dan zouden de ondernemers wel komen. Hopen wij dat de Nederlandsch Indische regeering zich zoo spoedig mogelijk voor dit breede gebaar zal laten vinden.’
‘Goede verbindingswegen tot diep in het land worden in tegenstelling met den toestand op Java, op Sumatra gevormd door de rivieren, voor zoover zij Oostwaarts stroomen. Zij zijn over verre afstanden bevaarbaar voor stoomschepen. Hetzelfde geldt voor Nederlandsch Borneo, dat nog volstrekt geen spoorwegen of heerbanen bezit, maar uitmuntende waterwegen.
Op Celebes leenen de rivieren zich minder voor de scheepvaart, maar zij bieden goede vooruitzichten voor het gebruik van waterkracht. Er is een kleine spoorweg aangelegd van Makassar uit, en in het noorden en zuiden van dit mooie eiland vindt men een aantal uitstekende heerwegen, dank zij de voortvarendheid van het Nederlandsche Bestuur’ - merkt de schrijver op.
Ook uit de ontwikkeling van den handel is de Duitsche belangstelling verklaarbaar. In het eerste kwartaal van 1924 betrok, naar de Berlijnsche correspondent van het Handelsblad onlangs berichtte, Duitschland voor 60,4 millioen goudmark uit Ned. Indië tegen 56,9 millioen in 1913, zoodat het vredescijfer met 3,5 millioen werd overschreden. Bedroeg het aandeel van Ned. Indië in 1913 slechts 2,1 pct. van den geheelen Duitschen invoer, thans is het gestegen op 3,4 pct. Ter vergelijking diene, dat Indië in dit eerste kwartaal even veel naar Duitschland uitvoerde als Sowjet Rusland, Polen, Finland, Estland, Letland en Litauen samen!
Een en ander moge een prikkel zijn voor onze jongelieden, Indië niet uit het oog te verliezen. Gelukkig neemt bij de leerlingen onzer Handelsscholen onmiskenbaar de lust toe, na korte voorbereiding op een Amsterdamsch of Rotterdamsch kantoor in de Oost hun geluk te gaan beproeven.
En in het algemeen mogen alle landgenooten in het bovenstaande aanleiding vinden meer aandacht te geven aan het eilandenrijk, dat ‘zich om den evenaar slingert als een gordel van smaragd.’