Adres.
Aan Zijne Excellentie den Nederlandschen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, is in October j.l. de volgende brief verzonden:
Excellentie,
Uit Nederlandsch Indië bereikt ons een klacht van een belanghebbende over de verordening van Uwe Excellentie en den Heer Minister van Financiën d.d. 9 Mei 1924, bevattende de regeling voor de heffing en invordering van schoolgeld enz, aan de Rijkskweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen (Ned. Stsc. 4 Juni 1924 No. 108). De bedoelde bepaling is die van art 3, waarin het schoolgeld voor leerlingen, wier ouders of verzorgers buiten het Rijk wonen, met 100% wordt verhoogd, terwijl onder ‘Rijk’ hier wordt verstaan het Rijk in Europa.
Wij zijn het met onzen briefschrijver eens, dat deze bepaling ondanks de mogelijkheid, die het tweede lid opent, niet vrij van onbillijkheid is tegenover de Nederlanders in Oost- en West-Indië in de eerste plaats. Het komt ons n.l. voor, dat hier een onderscheid wordt gemaakt tusschen ouders en verzorgers in Nederland en daarbuiten, dat geen steun vindt in een bestaand verschil tusschen die beiden.
Daar de redenen voor het gemaakte onderscheid ons niet bekend zijn, valt het moeilijk daartegen argumenten aan te voeren. U veroorlove ons slechts deze opmerking - waarvan het ons voorkomt, dat zij althans een voor de hand liggenden grond der bepaling raakt - dat het verschil in uiterlijken welstand dit onderscheid niet wettigt, daar hier zoowel als in de Indien meer- en mindergegoeden wonen.
Wij vreezen ook verkeerde gevolgtrekkingen, die in bitterheid over deze achterstelling kunnen gemaakt worden, alsof Hr. Ms. Regeering de Nederlanders en Nederlandsche onderdanen in Nederlandsch Oost- en West-Indië niet gelijkgerechtigd zou achten met die in Nederland.
Wij verzoeken derhalve Uwe Excellentie wel te willen overwegen, of er geen aanleiding bestaat tot wijziging dezer bepaling, opdat voor het minst het onderscheid, dat hier tusschen Nederlandsche onderdanen naar gelang van hun woonplaats gemaakt wordt, kome te vervallen.
Met de meeste hoogachting
Uw dienstwillige dienaren
(w.g.) DE KANTER, Algemeen Voorzitter.
(w.g.) FORTMAN, Alg. Secr.-Penningmeester.