Ook al Nederlandsche geschiedenis?
Het is bekend hoe weinig plaats, in de Belgische leerboeken, ingeruimd wordt aan de geschiedenis van Nederland; de schoolkinderen krijgen met moeite eenige woorden te hooren over Willem de Zwijger en de hereeniging der Nederlanden van 1815 tot 1830 en het hoeft geen verwondering te baren, zoo een college of atheneumstudent uit de rhetorica verklaart van Schimmelpenninck of Thorbecke heelemaal niets af te weten. Zelfs het weinige, dat de Belgische schooljeugd inzake geschiedenis van Noord-Nederland vernemen kan, wordt dan vaak nog voorgesteld op een wijze, welke de vraag wettigt, of men maar niet beter had gedaan met alles te verzwijgen.
Zoo wordt thans in de rijkskweekschool voor onderwijzers te Lier voor de geschiedenis een handboek gebruikt, waarin men, aangaande het ‘eedverbond der edelen’, het volgende lezen kan: ‘Philips II schreef aan de landvoogdes de plakkaten zijns vaders toe te passen. Men besloot de brieven geheim te houden, maar de sluwe Zwijger bracht het zóóver, dat de brieven bekend werden. “Nu zal 't spel beginnen,” zeide de valschaard, en zoo ontstond 't eedverbond der edelen.’
Over Egmont verneemt men dat ‘het gedrag van dien edelman, in meer dan één omstandigheid, van zulken aard was geweest, dat de Koning, zonder de rechtvaardigheid te schenden, hem mocht aanhouden en straffen.’
Willem van Oranje een ‘sluwe Zwijger’ en een valschaard?’
Wat zou men te Brussel wel zeggen, indien in Nederlandsche geschiedenisboeken koning Leopold I bijvoorbeeld op dezelfde wijze werd betiteld?