Belgische regeering om, in hare ambtelijke briefwisseling met de regeeringen van landen, waar volgens de grondwet dier landen, de Nederlandsche taal de landstaal of een der landstalen is, voortaan ook die taal te gebruiken.
Wij meenen dat er thans alle reden is om dit verzoek te herhalen nu, sedert meer dan twee jaren reeds, de Belgische wet van 21 Juli 1921, op het gebruik der Vlaamsche (Nederlandsche) taal in bestuurszaken, in toepassing is getreden en het Nederlandsch, als ambtelijke taal, volkomen is gelijkgesteld met het Fransch.
Onlangs nog heeft het hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond, in Nederland, zich, op grond van dezelfde redenen, tot den Nederlandschen Minister van Buitenlandsche zaken gewend ten einde, in het vervolg, onze gemeenschappelijke landstaal in het diplomatieke en verder ambtelijke verkeer tusschen Nederland en België de plaats te zien geven waarop zij recht heeft.
Wij vertrouwen dan ook dat Uwe Excellentie, mede in het belang van de zoozeer verlangde verbetering der Belgisch-Nederlandsche betrekkingen op hare beurt niet nalaten zal, op den door ons geuiten - en door vele duizenden hier te lande gedeelden - wensch in te gaan en aan de betrokken diplomatieke, consulaire en andere diensten de noodige onderrichtingen zal willen geven opdat voortaan, voor de betrekkingen met Nederland, het Nederlandsch als ambtelijke taal worde gebruikt.
Wij hebben de eer te zijn, met de meeste hoogachting,
Namens het bestuur van Groep Vlaanderen van het Algemeen Nederlandsch Verbond,
OMER WATTEZ
voorzitter.
M.J. LIESENBORGHS,
secretaris.