Neerlandia. Jaargang 28
(1924)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-Indië.Jaarverslag van Groep Nederlandsch-Indië.Ga naar voetnoot1)Leden.Op 1 Januari 1923 bedroeg het aantal leden 803, terwijl dit aantal op het eind van het verslagjaar terugliep tot 705 leden. | |
Geldmiddelen.Het voordeelig slot bedroeg op 31 December 1923 f 2778,83 tegen f 3996,78 op 31 December 1922. Aan het Hoofdbestuur werd de bijdrage over het verslagjaar van f 1.- het lid in 't geheel f 803.- toegezonden. Geen der | |
[pagina 100]
| |
afdeelingen voldeed in het verslagjaar aan de verplichting 1/5 der ontvangen bijdragen in de Groepskas te storten. Verzoeken aan de afdeelingsbesturen bleven onbeantwoord. De moeilijke tijden, welke deze afdeelingen evenals de groepsadministratie in engeren zin beleefden ten gevolge van de ook in het vereenigingsleven doorwerkende malaise, zijn geen voldoende verontschuldiging voor dit in gebreke blijven dat de geheele inrichting van de Groep verstoort. De afdeelingen Semarang en Padang werden in het verslagjaar ontbonden. Van de aanstelling in November 1923 van een administrateur, die de handen vrij heeft om zich aan de groepsadministratie ten volle te wijden, wordt een aanmerkelijke verbetering in de bijdrageninning en inhaling van den achterstand verwacht. | |
Vergaderingen.In het verslagjaar werden 3 vergaderingen van het Groepsbestuur gehouden. | |
Bestuur.Uit het Groepsbestuur traden de voorzitter de heer K.F. Van den Berg, de secretaris-penningmeester de heer H.J.C. Brunet de Rochebrune en de heeren M.R.H. Calmeyer en J.D. de Roock, allen wegens vertrek uit Batavia. Daarentegen werd het Bestuur aangevuld met de leden Mr. Dr. W.M.G. Schumann, voorzitter van den Volksraad; W. Muurling, politiek vertegenwoordiger van de Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij, oudlid; J. Hardeman, hoofdambtenaar ter beschikking van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst; Mr. J.J.W. Eekhout, secretaris van den Ondernemersbond, gewezen Voorzitter van de Groep Suriname; Dr. A.A.L. Rutgers, Directeur van Landbouw, Nijverheid en Handel, oprichter van de afdeeling Medan; Mej. C.E. Draayer, leerares aan eene Middelbare Meisjesschool. In plaats van den heer K.F. van den Berg trad als voorzitter op Mr. Schumann, die eenige jaren geleden als groepsbestuurslid en als redacteur van Ons Volksbestaan een werkzaam aandeel in de verbondszaken heeft gehad, terwijl de heer Brunet de Rochebrune in zijn betrekking van secretaris-penningmeester tijdelijk werd vervangen door het groepsbestuurslid den heer P.J. Gerke. Als administrateur van de Groep werd met ingang van 1 November 1923 aangesteld de heer C. Hillebron, gep. kap. der Inf., (de vereeniging van de betrekkingen van secretaris-penningmeester en administrateur onder den afgetreden secretaris heeft niet voldaan). | |
Neerlandia.Over de verspreiding van dit maandblad werden geen klachten van welken aard ook ontvangen. Maandelijks worden 200 tot 300 stuks kosteloos verspreid ten behoeve van de propaganda. Evenals in het vorige verslagjaar werd van de leden zeer weinig medewerking ontvangen betreffende het opgeven van adresveranderingen bij verhuizing of vertrek naar Europa, zoodat nog steeds een vrij groot aantal nummers als onbestelbaar werd terugontvangen. Het schijnt onmogelijk de leden te doordringen van het groote gewicht, dat hun medewerking in dezen voor de vereeniniging heeft. | |
Regeeringssteun.De Indische Regeering bleef ook in 1923 bereid de jaarlijksche ondersteuning, waarop de Groep sedert 1915 heeft mogen rekenen, aan haar uit te keeren, ofschoon het bedrag met f 1200.- werd verminderd voor de administratie van de leergangen en dus teruggebracht op de aanvankelijk te goed gedane som van f 2000.-. Dat de Groep deze welwillende houding jegens het verbondswerk in de voor Indië zoo zorgvolle geldelijke omstandigheden in hooge mate waardeert, behoeft uiteraard geen nadere verklaring. Stellig is deze tegemoetkomendheid een bewijs van vertrouwen in ons streven; zij wordt door het Groepsbestuur opgevat als een aansporing om met alle zorg het werkterrein te beploegen en tot vruchtbaarheid te brengen. | |
Boekerijen en leeszalen.De ten dienste van spoorwegpersoneel in stand gehouden boekerijen te Madioen en Bandoeng werden in laatstgenoemde plaats samengevoegd; deze inrichting wordt met f 50.- 's jaars gesteund. | |
Mededeelingen van bijzonderen aard.De minder gunstige tijdsomstandigheden ten gevolge van malaise in handel en cultures, bezuinigingen bij de verschillende gouvernementsdiensten, de drukkende belastingen enz. hebben ook in het afgeloopen jaar nog op het Verbondsleven haar stempel gedrukt. Het ledental daalde, twee afdeelingen werden ontbonden, andere waren moeilijk tot werkzaamheid te brengen v.n.l. uit vrees dat deze door te groote geldelijke offers bij voorbaat met lamheid zou zijn geslagen. Aan de hoogst noodzakelijke propaganda kon zeer weinig ten koste worden gelegd, zoodat deze uitsluitend papieren wegen moest bewandelen, hoezeer vaststaat, dat alleen als daarin een ‘levend’ element wordt gebracht iets ten bate van het Verbond kan worden bereikt. Moge het bovenstaande geen opwekkend beeld vormen toch zijn er reeds teekenen, die op eene opklaring van den algemeenen toestand wijzen, wat zeer zeker ook op het Verbondsleven in gunstigen zin zal werken. Het ledental is sedert het begin van het nieuwe jaar weer een weinig opgeloopen, terwijl verwacht mag worden dat bij een strenger inning van de jaarbijdragen, de achterstand spoedig zal zijn ingehaald. | |
Afgevaardigden in het Hoofdbestuur.In verband met zijn ongunstigen gezondheidstoestand nam de heer Ch.R. Bakhuizen van den Brink ontslag als lid van het Hoofdbestuur; het oud-lid van het Groepsbestuur de heer J.E. Bijlo werd bereid gevonden zijn plaats in te nemen. De heeren Kasteleyn, Dr. van Lingen en Valette bleven de Groep vertegenwoordigen. Kort na zijn aftreden is de heer Bakhuizen van den Brink overleden, onder de Verbondsleden zoowel hier te lande als in Nederland een groot aantal vrienden nalatende, die met dankbaarheid erkennen op welk een uitnemende en veelzijdige wijze hij heeft gewerkt. | |
Jubileum.De Groep werkte mede aan de viering van het 25-jarig bestaan van de vereeniging door het samenstellen van grafieken over de gelegenheid tot het ontvangen van onderwijs in het Nederlandsch in Indië in 1899 en 1922 en verschafte gegevens voor het Verbondsgedenkboek. Deze gegevens verschenen eenigszins omgewerkt op 1 Mei in verschillende bladen en vonden, wat verkort, plaats in het Gedenkboek gewijd aan de regeering van de Koningin. Plannen tot viering van het verbondsjubileum hier te lande mislukten. | |
Van-Deventerfonds.Van de ingezamelde gelden voor het gedenkteeken van Mr. C.Th. van Deventer was een som van f 1064,41 ongebruikt. Overeenkomstig de toezegging van de bestemming van een mogelijk overschot, is dit bedrag ter beschikking gesteld van het Bestuur van de Jan Pieterszoon-Coen-stichting, welke te Batavia een tehuis voor schoolgaande knapen van alle rassen heeft geopend. De bedoeling is, dat zoo de jongelieden behoefte hebben aan eenigen steun of tegemoetkoming, die niet door de stichting wordt verleend, in dezen tegemoet te komen. Gedacht wordt aan den aankoop van wel wenschelijke doch niet strikt noodige boeken en andere leermiddelen, | |
[pagina 101]
| |
de ondersteuning van voorbeeldige leerlingen, wier ouders of verzorgers door onvoorziene omstandigheden niet bij machte zijn te voorzien in noodakelijke uitgaven voor kleeding als anderszins. | |
Bevordering Ned. kunst.Bloemen werden aangeboden aan solisten en kapelmeester bij het jubileumconcert in de Societeit Concordia en aan Anton Verheyen, den leider van een Nederlandsch tooneelgezelschap. | |
Jubileumfeesten.De feesten ter gelegenheid van het 25-jarig regeeringsjubileum van H.M. de Koningin zijn hier te lande met groote geestdrift gevierd. Oorspronkelijk was het de bedoeling, dat er te Batavia een afzonderlijke feestavond van het Verbond zou uitgaan, doch al spoedig bleek dit om verschillende redenen niet mogelijk; wel nam de ondervoorzitter van de afdeeling Batavia als vertegenwoordiger van het A.N.V. in het feestcomité zitting. De feestweek droeg een bij uitstek Nederlandsch karakter. De volgende nummers echter verdienen bijzondere vermelding: Het feestprogramma begon met een symfonieconcert in de Militaire Sociëteit Concordia, waarop uitsluitend Nederlandsche muziek ten gehoore werd gebracht, zoowel van oude meesters als musici van dezen tijd. Een concert in de oude Buitenkerk gaf, zoo al niet uitsluitend, dan toch voor een belangrijk deel Nederlandsche muziek. Van Koninginsverjaardag vermelden wij de Kinderaubade, waarop o.a. gegeven werden de Oranje Nassau cantate van Cath. van Rennes en de Kleppermarsch van Jan Morks (door leerlingen zoowel van Europeesche als Inlandsche en Chineesche scholen). Daarna volgde de kerkdienst in de Willemskerk, waar uitsluitend in het Nederlandsch gezongen werd, wederom stukken uit verschillende tijdvakken. Van het feestmaal ten Paleize kan als aangename bijzonderheid worden verteld dat de spijslijsten in het Nederlandsch waren opgesteld. Bij het gehoor, door den Landvoogd aan afgevaardigden van verschillende vereenigingen verleend, verscheen ook het Groepsbestuur. Een uitvoering van den Katholieken Socialen Bond deed velen genieten van muziek van Valerius en dichtwerken uit de Gouden Eeuw. De Koninginnecantate van ons lid Mevr. E. Schumann op woorden van H. Mulder had een geweldig succes. Op den galaävond in den Stadsschouwburg werd gegeven het in de 18e eeuw spelende tooneelstuk ‘Sara Burgerhart’, nadat een storm was opgestoken tegen het voornemen een - anders bijzonder geschikt - vertaald stuk op te voeren. Het bovenstaande zal wel voldoende zijn om te doen zien, dat de commissie er volkomen in geslaagd is te vermijden wat bij zulke feesten de Verbondsleden vroeger zoo vaak ergerde: het voorbijgaan van Nederlandsche kunstuitingen, wat er niet weinig toe heeft bijgedragen dat het een feestweek is geworden, waaraan elkeen met opgewektheid kon deelnemen. Van den heer Mackay, burgemeester van Medan, werd nog de tijding ontvangen, dat hij sprekende als burgemeester, in zijn rede heeft herdacht wat het Verbond voor Nederland is geweest. | |
De Nederlandsche Leergangen.Het jaar 1923 is voor de Verbondsleergangen zeer moeilijk geweest, een jaar van strijd naar binnen en naar buiten. Naar buiten vooral. In het begin van het verslagjaar werd bij geruchte vernomen, dat de wd. Directeur van Onderwijs en Eeredienst der Regeering had voorgesteld om op de subsidieering van de door het A.N.V. in stand gehouden Nederlandsche Leergangen te bezuinigen. Op een verzoek om overleg, indien het zoo ver mocht komen, werd niets gehoord, hetgeen als een verblijdend teeken werd beschouwd. Groot was echter de schrik in onze kringen, toen uit de in Mei 1923 bij den Volksraad ingediende ontwerpbegrooting voor 1924 bleek, dat werd voorgesteld om de subsidieering in den loop van 1923 zoo goed als geheel en in 1924 geheel en al stop te zetten. De algemeene bezuiniging op 's Lands huishouding eischte zulks en het departement vond, dat het A.N.V. dit offer maar moest brengen, omdat de kosten van het leergangenonderwijs voor den Lande niet evenredig waren te achten met de daarmee bereikte resultaten. Het sprak van zelf, dat het A.N.V. toen alles in het werk heeft gesteld om het bezuinigingsplan, zooals het door het Departement van O. en E. was opgezet, niet te doen doorgaan. In een zeer uitvoerig zakelijk adres aan den Volksraad, hier te lande onder belangstellenden, ook in de pers in ruime mate verspreid, heeft het Groepsbestuur na de wordingsgeschiedenis en inrichting der leergangen te hebben uiteengezet, het bestaansrecht daarvan warm verdedigd en een krachtig pleidooi gegeven voor het behoud van geldelijken steun der overheid. Aangedrongen werd op nader overleg met ons bestuur, terwijl al dadelijk een aantal punten werd opgesomd, waarover het overleg in zake bezuiniging zou kunnen loopen. Het Groepsbestuur erkende zeer wel de noodzakelijkheid voor de Regeering van bezuiniging ook op de subsidie van leergangen, doch meende, dat deze kon worden doorgezet zonder onze werkzaamheid te vernietigen. In de voorjaarszitting van den Volksraad zijn strekking en slotsom van ons adres door sprekers van verschillende richting en landaard verdedigd en wel zoo klemmend, dat de Regeeringsgemachtigde, die het bezuinigingsvoorstel had te verdedigen, zich ten slotte namens de Regeering bereid verklaarde tot nader overleg en in verband daarmede aanbeval om een motie van den Heer B. Roep, onzen wakkeren afdeelingsvoorzitter te Soerabaja, strekkende tot wijziging van den betrekkelijken begrootingspost, weder in te trekken, hetgeen geschiedde. Op grond van de kort daarop gevolgde besprekingen op het Departement van Onderwijs en Eeredienst werd bij de in de najaarszitting van den Volksraad behandelde algemeene aanvullingsbegrooting een nader voorstel aanhangig gemaakt, dat door den Raad werd goedgekeurd en naar mag worden verwacht, in de tweede helft van 1924 in den vorm van een gewijzigde subsidieregeling voor leergangen in de Nederlandsche taal het Indisch Staatsblad zal hebben bereikt. De voornaamste bezuinigingen zijn: de verlaging van het bedrag dat voor elk wekelijksch lesuur aan de leergangen wordt te goed gedaan, van f 8,50 tot f 4.-; verhooging van het verplicht minimum schoolgeld, begrenzing van het in 1924 voor subsidiën uit te geven, tot vóór dien naar behoefte beschikbaar gesteld, totaal bedrag, afschaffing van het vrij vervoer van onze cursisten over de Staatsspoor- en tramwegen. Deze laatste maatregel en de tegelijkertijd ingevoerde schoolgeldverhooging, waarin onzerzijds uiteraard slechts noodgedwongen is berust, hebben aan het schoolbezoek groote schade gedaan. Werden, ingevolge onze belofte aan den Dir. v.O. en E., in den loop van 1923 de zwakst bezette en naar buiten ook het zwakst vertegenwoordigde leergangen gesloten, waardoor het aantal daalde van 54 op het laatst van 1922, tot 46 in Augustus 1923, de evenbedoelde maatregelen, die vooral voor de bevolking van de kleinere, landelijke plaatsen te zwaar waren, noodzaakte ons eind December nog een aantal leergangen te sluiten, zoodat dit in het begin van 1924 nog maar 25 bedroeg. Intusschen zijn wij dankbaar voor het feit, dat de leergangen zelf zijn gered. Dat ons arbeidsveld sterk is ingekrompen, betreuren wij, doch wij hopen dat, nu de gelijk met de bezuiniging ingevoerde algemeene hervorming van ons onderwijs in beperkten kring kan worden gadegeslagen, de kern der inrichting nog deugdelijker zal blijken te zijn dan voorheen en dus ook | |
[pagina 102]
| |
beter in staat om uit te groeien als tijden van grooten bloei en welvaart in deze gewesten weer in aantocht zijn. De uit het Groepsbestuur gevormde Hoofdcommissie voor de Nederlandsche Leergangen bestond begin 1923 uit de Heeren P.J. Gerke, Dr. G.J. Nieuwenhuis, W.Th.M. van Rooy en Ir. M.H.C. Vreede, Dr. Nieuwenhuis werd midden 1923 vervangen door den Heer H.P. van der Laak. |