Nationale trots.
Men kan moeilijk beweren dat het Nederlandsche volk lijdt aan overmaat van nationalen trots. Men vergelijkt zoo gaarne toestanden hier en in het buitenland en is spoedig geneigd aan de laatstgenoemde de voorkeur te geven.
Van den vreemdeling, die Nederland bezoekt of met Nederland, onder welken vorm ook, te maken heeft, te verlangen dat hij zich voegt naar taal en verhoudingen in Nederland, komt bij het volk niet op. Integendeel, men wringt zich in allerlei bochten om zich naar hèm te schikken.
De volken, bij welke elke gedachte aan overheersching of althans aan strijd voor overheersching verre is, zijn bij uitstek vredelievend. Zij zijn de warmste en eerlijkste voorstanders van een Bond der volken, d.w.z. een werkelijken bond, die oorlogen onmogelijk maakt.
Reeds vóór den oorlog en ook nù nog, zijn er in Nederland velen die het werken voor de versterking van het nationaal gevoel eigenlijk uit den booze vinden, meenende dat in een ontwikkeld nationaal gevoel de kiem der oorlogen moet worden gezocht. Dit is zeker niet juist; de omstandigheden welke ten slotte tot een oorlog leiden, zijn uiterst ingewikkeld, maar moeten in de eerste plaats in economische belangen worden gezocht.
In geen land werd na den wereldoorlog meer dan in Nederland, de beweging voor verbroedering der volken toegejuicht, en hevig is hier de ontmoediging over de volkomen mislukking dier beweging. Sterker dan ooit is het nationaal gevoel vooral bij de vroegere oorlogvoerenden ontwikkeld. Met dit feit voor oogen ontwikkeling van het nationaal gevoel, van den nationalen trots te willen tegenhouden moet onvoorwaardelijk worden afgekeurd. Het is eene karaktertrek van het Nederlandsche volk om zich zooveel mogelijk in eigen kleine omgeving terug te trekken. Dat geldt ook voor het volk in zijn geheel. Al dat verkeer met andere volken, wanneer niet economische belangen daardoor worden bevorderd, is niet populair.
Te veel ziet men voorbij, dat Nederland lid is der volkengemeenschap en door zijn ligging in het middelpunt tusschen de groote machten, zich niet kàn onttrekken aan de plichten, welke dat lidmaatschap oplegt.
Waar overal om Nederland heen elk volk zijn nationalen trots ontwikkelt, beteekent voor Nederland verwaarloozing van dit volksbelang eenvoudig verval.
De kleine volken hebben bij oorlogen slechts kans op verlies. Hun wensch is met rust te worden gelaten en ongestoord te kunnen arbeiden aan hun geestelijke en economische ontwikkeling.
Zulk een geestesgesteldheid is wel begrijpelijk maar is niet in staat den nationalen trots te voeden.
Veeleer leidt zij tot de uiterste pogingen om zich zooveel mogelijk te richten naar de wenschen der machthebbers.
De groote mogendheden staan er geheel anders voor. De toeneming in macht en welvaart van de eene kan den teruggang van de andere ten gevolge hebben. Men mag aannemen dat vrijwel niemand meer den oorlog verlangt om zichzelf, maar de onderdanen der groote Staten hebben zich meer dan die van de kleine in te leven in de mogelijkheid dat zij ter wille van de macht van hun vaderland geroepen kunnen worden ten oorlog te gaan.
In 't voorbijgaan zij hierbij opgemerkt, dat de aanstoot welke het verslag der Oost-Friezencommissie in sommige Duitsche kringen heeft gewekt, aan dit verschil in geestesgesteldheid moet worden toegeschreven.
De strijd om de macht, althans tot behoud en versterking van de plaats die men als groote mogendheid in de rij der volken inneemt, is onmogelijk zonder nationalen trots. Trouwens, het feit alleen dat men zich machtig voelt of de kans ziet het te worden, is op zichzelf voldoende dien trots aan te wakkeren.
Gegeven de lauwheid van het Nederlandsche volk op dit gebied, moeten wij het in hooge mate waardeeren dat het buitenlandsch beleid der Regeering zoo krachtig en zelfbewust, zonder zelfoverschatting of prikkeling wordt gevoerd. Waar dat beleid in het buitenland slechts lof oogst, heeft echter het Nederlandsche volk te bedenken dat daarnaast zijn eigen houding evenzeer doorloopend moet getuigen van een gepast gevoel van eigenwaarde als volk.
* * *
Deze overpeinzingen werden mij ingegeven door een vergelijking, die ik bij mijn bezoek aan Milaan onwillekeurig maakte tusschen de Italianen en de Nederlanders.
De geweldige omkeer in de toestanden in Italië heeft ook in het buitenland een diepen indruk gemaakt. En terecht. Italië was hard op weg naar den chaos. Het krachtig ingrijpen van Mussolini en zijne troepen heeft dien weg afgesneden. Het ligt niet in onze bedoeling het in Italië gebeurde ten voorbeeld te stellen aan Nederland. Wij zouden daarmede trouwens op politiek terrein komen, dat voor het Verbond terra incognita behoort te zijn. Maar wèl willen wij er op wijzen dat het ingrijpen in Italië en het welslagen, niet mogelijk zouden geweest zijn, zonder een diep gewortelde liefde voor het vaderland en een sterk ontwikkeld gevoel van nationalen trots. Wanneer men eenigen tijd onder het Italiaansche volk verkeert, komt men onder den indruk van een groote kracht, welke het aan deze eigenschappen ontleent.
Het optreden van dit volk is in alle opzichten zelfbewust. Allen werken samen om het Vaderland op te voeren tot welvaart en aanzien. Dat geschiedt in het groot, maar ook de oogenschijnlijk kleine middelen worden niet verwaarloosd.
Enkele voorbeelden mogen dit bewijzen.
Terwijl elders op plaatsen, waar veel vreemdelingen komen, al spoedig de vlaggen van vreemde natiën worden ontplooid, ziet men op zulke plaatsen in Italië uitsluitend de nationale vlag.
De Jaarbeurs te Milaan is internationaal, maar nergens op de uitgestrekte terreinen der Fiera ziet men één opschrift in een vreemde taal, zelfs niet naast of nà de Italiaansche.
De Italiaansche regeering schrijft aan de Gezantschappen te Rome in het Italiaansch.
Schrijft men uit het buitenland aan de Italiaansche Regeering in het Fransch, de algemeen gebruikelijke diplomatieke taal, naast het Engelsch voor de Engelsch sprekende volken, dan ontvangt men antwoord in het Italiaansch.