Niet aldus.
Toen Dr. Jacob in de Haagsche Oranje Sociëteit voor de Jongeliedenafdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond over de Vlaamsche nationale beweging sprak, werd hij ingeleid door Dr. Gerretson. In deze rede heeft Dr. Gerretson het noodig gevonden er op te wijzen, dat Nederland, wanneer het eenmaal zijn koloniën zou hebben verloren, er alle belang bij zou hebben zich tot Vlaanderen te wenden.
Over de vraag, of hetgeen in Vlaanderen gebeurt voor Nederland van beteekenis is, behoeft in Neerlandia niet te worden gesproken. Maar het in uitzicht stellen van de mogelijkheid van een verlies der koloniën, hetzij in, hetzij buiten verband met de verhouding tusschen Nederland en Vlaanderen, achten wij van algemeen Nederlandsch standpunt uit, een zeer bedenkelijk iets.
Wij zijn overtuigd, dat Dr. Gerretson zich niet heeft laten leiden door een on-Nederlandsche overweging, toen hij deze uitspraak deed. We begrijpen, dat het doel is geweest op sprekende wijze de aandacht te vestigen op een ernstig gevaar, maar wij gelooven ook, dat hij zich in de wijze ten eenen male heeft vergist.
Men kent het verhaal van den herdersjongen, die zoo vaak ‘De wolf komt’ had geroepen, dat toen de wolf inderdaad kwam, niemand er meer aandacht aan schonk. Het verlies van de Nederlandsche koloniën zou voor geheel Groot-Nederland van zóó geweldige beteekenis zijn, dat men zelfs de mogelijkheid niet in uitzicht stellen mag. Het is juist: er is een zeer sterke neiging in Nederland om zich tot schaap te maken en het is maar al te waar, dat dit zeer groote gevaren met zich brengt. Maar men schildert den duivel niet op den muur. Dat is niet het middel om den noodigen afschrik voor deze mogelijkheid te wekken en dat is in het bijzonder niet het middel, dat in Nederland de juiste uitwerking hebben zou.
We hebben de uitdrukking, van de soort als Dr. Gerretson hier bezigde, ook wel eens hooren gebruiken door een voorstander van een radicale ontvoogdingsstaatkunde in Indië. Ook hier werd de ernst van dit dreigement gebruikt tot bevordering van een bepaalde staatkunde. Wij achten dit een bedenkelijk spel, omdat het de ruggegraatloozen in Nederland min of meer gewent aan het denkbeeld van een dergelijk verlies, dat niet alleen voor Nederland, maar voor geheel den stam een ramp van beteekenis zou zijn. Men prikkelt daardoor niet de kracht tot verweer tegen mogelijke aanslagen op dit Nederlandsch gebied, men maakt het slapper en dat is wat, naar onze meening, in de eerste plaats en bovenal moet worden voorkomen.