Neerlandia. Jaargang 28
(1924)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Dietsche Kantteekeningen.Zelfverzaking.Het Laatste Nieuws heeft gewag gemaakt van een ergerlijk geval. In Vlaanderen verblijven tal van Nederlandsche gepensionneerden. De Pensioenraad zendt hun geregeld papieren, die ze moeten invullen, om regelmatige toezending der pensioengelden te verzekeren. Daaronder is ook een zoogenaamde attestatie de vita en nu begaat de Nederlandsche Pensioenraad den ergerlijken flater te eischen, dat die in het Fransch wordt gesteld Een stuk uit Nederland, door Nederlanders opgesteld, door een Nederlander in te vullen en door een Nederlandsch Consulaat te verzenden, in het Fransch geschreven! Begrijpt de Pensioenraad nu werkelijk niet, dat, als er iets in staat is den eerbied, dien wij het recht hebben voor ons zelf op te eischen, te verkleinen, het een dergelijk gebrek is aan eerbied voor zich zelf? Het is helaas niet het eenige verschijnsel van dien aard. De Ingenieur meldde onlangs de benoeming van een in Nederland afgestudeerd ingenieur aan de Kruisschans te ‘Oorderen lez-Anvers’. Verschillende bladen hebben dat bericht klakkeloos overgenomen, zonder te beseffen wat een malle vertooning het is om het dóór en dóór Vlaamsche Oorderen bij Antwerpen aldus aan te duiden. Het is helaas nog regel, dat op onze atlassen Tienen Tirlemont heet, St. Joost ten Oode St. Josse ten Noode, Elsene Ixelles enz. Iemand, die ridder in de Belgische Kroonorde geworden was, werd onlangs in een Haagsch blad aangeduid als ‘Chevalier de la Couronne.’ Aangeteekende zendingen uit Antwerpen en Brussel geven verschillende postkantoren aan, als afkomstig uit Anvers en Bruxelles. Indien wij op deze wijze door Nederlandsche organen de Nederlandsche taal laten verloochenen, kan het niet anders, of wij wekken den lachlust en den spot van den buitenlander en wat erger is, wij bemoeilijken den strijd dergenen, die onder zeer moeilijke omstandigheden dikwijls in eigen land onvermoeibaar kampen voor onze beschaving en onze taal.
In het Utrechtsch Dagblad vinden we een brief van een Utrechtsche familie op weg naar Indië aan boord van de Vondel van de Maatschappij ‘Nederland’. Ons treft daarin de volgende zinsnede: ‘Het ontbijt staat in het Engelsch gedrukt, lunch en diner in het Fransch. Zelfs de datum mag niet Hollandsch zijn. Maar geen woord Nederlandsch hoor! Is 't niet een schande?’ Wij hebben aan deze opmerking geen woord toe te voegen: het is inderdaad in hooge mate beschamend, dat een Nederlandsche maatschappij op een Nederlandsche boot, de in hoofdzaak toch Nederlandsche reizigers op deze wijze meent te mogen behandelen. Het verbaast ons alleen, dat reeds niet zoo lang en zoo krachtig daartegen is opkomen, dat de Maatschappij Nederland zich genoopt heeft gezien een andere houding aan te nemen.
De Romeinsche briefschrijver van het Handelsblad wijst er op, dat op de tweejaarlijksche kunsttentoonstelling in Rome Nederland een droevig figuur maakt. Er zou heelemaal geen Nederlandsche inzending zijn, indien niet W.O.J. Nieuwenkamp althans teekeningen gezonden had. De briefschrijver heeft vernomen, dat in het aanstaande voorjaar het Nederlandsche paviljoen te Venetië gesloten zal blijven. Dat zou inderdaad in hooge mate te betreuren zijn, want op het terrein der schilderkunst behoeven wij waarlijk een vergelijking met andere landen geenszins te schromen. Er is een zuinigheid, die de wijsheid bedriegt! | |
Gasten trekken .... en houden.Overleg tusschen vertegenwoordigers der Nederlandsche reizigersbelangen en Amerikaansche spoorwegen en stoomvaartlijnen heeft er toe geleid, dat over het geheele gebied der Vereenigde Staten op groote schaal reclame zal worden gemaakt voor Nederland als reisdoel voor Amerikanen, voor Nederland en Nederlandsch Indië. De Nederlandsche Kamer van Koophandel in New-York wordt het uitvoerend lichaam van Nederlandschen kant, belast met het wekken van belangstelling in de Amerikaansche openbare meening voor Nederland als reisdoel. Het komt er nu op aan er voor te zorgen, dat geschikte leesstof en stalen van goede reclamekunst op groote schaal ter beschikking worden gesteld. Ieder heeft wel eens ervaren hoezeer een geslaagde reclameplaat den lust kan wekken om hetgeen dáár wordt afgebeeld te gaan zien. In Wermeland verhaalde de kapitein van de Gösta Berling ons, dat sedert de verschijning van dat boek in Nederlandsche vertaling het aantal Nederlandsche bezoekers van dit deel van Zweden geweldig is toegenomen. Het is de vraag, of wij iets van zoo sterk aantrekkingsvermogen als Selma Lagerlöf's prachtige boek tot onze beschikking hebben, of beter gezegd, dat is helaas geen vraag; maar we hebben kunstenaars, die de atmosfeer en het licht, de prachtige luchten en de blonde weiden van Nederland vermogen weer te geven met penseel en teekenstift op zoodanige wijze, dat bij tal van personen het verlangen moet worden gewekt de schoonheid, die dergelijke kunst deed geboren worden, te zien. De kans op een ruime verspreiding is door de thans gesloten overeenkomst geschapen. Moge men daarvan het juiste gebruik weten te maken, opdat in Amerika, waar nog steeds zeer velen de overgeleverde banden met Nederland in eere houden, de lust om ons land te zien wordt versterkt. Wij vreezen de kennismaking noch voor het land, noch voor het volk. De Vereeniging tot bevordering van Vreemdelingenverkeer, de Nederlandsche spoorwegen, de handelaren, die belang hebben bij vreemdelingenverkeer, en bovenal onze hotelhouders zullen dan evenwel het hunne moeten doen om er voor te zorgen, dat de naar huis terugkeerende reizigers bij anderen het verlangen wekken hun voorbeeld te volgen. Terecht of ten onrechte bestaat de indruk ginds, dat hier van Amerikanen buitensporige prijzen worden gevraagd. Tegen de gevolgen daarvan kan de beste reclame niet op. | |
De strijd voor 't Vlaamsch.In den Belgischen senaat hebben de heeren Nolf, Lebon, Allewaert, Carnoy, de Blieck en Alb. Deswarte voorgesteld niet alleen de wetsontwerpen maar ook de daarop gegeven toelichting te doen drukken in het Fransch en het Nederlandsch. Ook de verslagen zouden behalve in geval van ‘hoogdringendheid’ in beide talen moeten worden rondgedeeld. De uitzondering, die hier mogelijk wordt gemaakt, wekt bij Het Laatste Nieuws de helaas maar al te begrijpelijke vrees, dat daarvan wel eens misbruik zou kunnen worden gemaakt, om het Nederlandsch toch in een hoek te dringen. Het blad wijst er op, dat de bepaling blijft bestaan, die luidt: ‘de overige stukken, in eentaligen tekst overgelegd, worden slechts vertaald op uitdrukkelijk bevel van den senaat.’
De Belgische minister van Landsverdediging neemt een proef met indeeling der manschappen in Vlaamsche en Waalsche groepen bij het vierde legercorps, dat is gelegerd in Brussel, Namen, Tienen en Tervuren. De proef zal moeten bewijzen of het Nationale wezen van het leger door een dergelijke indeeling niet zou worden geschaad. Men is geneigd zich, bij al de booze ervaringen met de Brusselsche regeering opgedaan, af te vragen, of er waarborgen worden gegeven, dat deze proef ernstig wordt genomen, of alleen maar dienen moet, om het bewijs te leveren, dat de indeeling der troepen naar de taal onmogelijk is. | |
[pagina 18]
| |
Dietsche toonkunst.Een kabaaltje is in België ontstaan naar aanleiding van een opera door een Vlaming getoondicht. Bij een tekst van Pol de Mont heeft Jef van Hoof een opera geschreven, die, in den Koninklijken Schouwburg te Antwerpen ten gehoore gebracht, een buitengewoon warme ontvangst heeft gevonden. Vóórdat de eerste uitvoering had plaats gehad, heeft men van anti-Vlaamschen kant gepoogd de uitvoering te voorkomen, omdat Van Hoof een staatkundig veroordeelde Vlaming was. Het blijkbare doel was stemming te wekken tegen een ras-echt Vlaamsch kunstenaar. Het Hot van Verbreking had het vonnis, in de roerige dagen na den wapenstilstand over Van Hoof geveld, vernietigd, maar dat belette de Franskiljonsche pers niet om Van Hoof en zijn werk in een onaangenaam daglicht te stellen. Het kabaaltie heeft niet vermocht te voorkomen, dat Van Hoof's werk ‘Meivuur’ insloeg bij de menigte, die den schouwburg vulde. Bevoegde beoordeelaars voorspellen het werk een zeer lang leven en een ruime verspreiding. Wanneer zullen wij in Nederland dit Vlaamsche werk te hooren krijgen? Hier zullen waarschijnlijk zuiverder al zijn verdiensten kunnen worden beoordeeld, omdat geen kabaaltjes, noch volstrekt natuurlijk verzet daartegen op het oordeel over het werk eenigen invloed kan oefenen. | |
Goed werk en malle nadoenerij.De wedstrijden op de schaats in St. Moritz hebben den, door den schaatsenrijdersbond daarheen gezonden, Nederlanders gelegenheid geboden te bewijzen, dat de oud-vaderlandsche kunst van schaatsenrijden nog knappe leerlingen heeft. De Nederlandsche jongelingen, die de Zwitsersche kampioenen in St. Moritz achter zich lieten, hebben in Davos voor de Noren en Finnen wel de vlag moeten strijken, toen ze kwamen te staan tegenover meesters in de kunst, die veel ruimere gelegenheid hebben gehad, om zich voor te bereiden op dergelijke wedkampen. Inmiddels hebben zij ook daar de Duitschers achter zich gelaten en de Zweden grootendeels ook. Het is een verheugend feit, dat wij eindelijk weer eens jongelui hebben, die kunnen mededingen in een dergelijken wedstrijd. Misschien zal dat den Koninklijken Nederlandschen Schaatsenrijdersbond er toe brengen, om bij de wedstrijden het sein tot vertrek niet meer in het Engelsch te geven. We zijn de Revue der Sporten dankbaar voor haar verzet tegen het feit, dat bij deze echt Nederlandsche sport in plaats van het oude ‘Klaar? .... Af!’ Engelsche uitdrukkingen zijn ingeslopen. We twijfelen niet, of het zal voldoende zijn, nu daarop de aandacht is gevestigd door den Koninklijken Nederlandschen Schaatsenrijdersbond, dit on-koninklijke, on-Nederlandsche verschijnseltje te doen verdwijnen. | |
Goede propaganda.Blijkens de verslagen, die zijn uitgebracht over de werkzaamheden van het Nederlandsch Ondercomité van ‘Le Retour au Foyer’, is een zeer groot belang ten koste gelegd aan dit werk. Huisraad en melkvee zijn in vrij groote hoeveelheden ter beschikking gesteld van de bevolking der in Noord-Frankrijk verwoeste gebiedsdeelen en wat dit laatste betreft, is dat geschied onder zoodanige voorwaarden, dat de Nederlandsche hulp er in belangrijke mate toe kon bijdragen de groote kindersterfte te bestrijden. Een groot deel van den veestapel, die uit het verwoeste gebied was meegenomen door den bezetter, is vervangen door uit Nederland aangevoerde dieren, 4600 stuks zijn in ons land aangekocht en behalve door het middellijke voordeel, bereikt doordien de uitnemende hoedanigheid van dezen veestapel opnieuw aan het licht trad, hebben de Nederlanders, die dit werk ondernamen, hun volk aan zich verplicht, doordien ze den Nederlandschen naam in den vreemde hoog hebben gehouden. |
|