De Hongaarsch-Hollandsche Revue.
Nu de eerste jaargang van de Hongaarsch-Hollandsche Revue voltooid is, en het Hongaarsch-Nederlandsch Genootschap te Budapest mijne medewerking inroept om dat blad in wijder kring bekend te maken, doe ik volgaarne een beroep op landgenooten, op besturen van leeszalen, van genootschappen enz., om dit voor Nederland zoo belangrijke, in onze eigen taal te Budapest opgestelde, en daar maandelijks verschijnende blad door een inteekening te willen steunen.
Het hoofddoel van de Hongaarsch-Hollandsche Revue is: de tusschen Nederland en Hongarije bestaande geestelijke, maatschappelijke en economische betrekkingen te bevorderen, de Nederlanders nader met Hongarije bekend te maken, en bovendien dient zij óók de belangen van het Nederlandsch-Hongaarsch vreemdelingenverkeer, zoowel tot gerief van den gewonen reiziger als van den handel.
In den eersten jaargang is reeds menig artikel van rijken inhoud verschenen: Over Hongaarsche dichters van de hand van Wallis; over Hongaarsche Taal, Geschiedenis, Kunst, Wetenschappen, Handel, Industrie, van gezaghebbenden op die verschillende gebieden. Hongarije's verknochtheid aan ons land en volk spreekt op treffende wijze uit het - voor een groot deel aan het regeeringsjubileum onzer Koningin gewijde - Septembernummer, hetwelk, behalve natuurlijk het portret van H.M., ook eene afbeelding geeft van de prachtige glasschilderij, door het Hongaarsche volk ter plaatsing in het Koninklijke paleis aangeboden, en waarop o.a. twee tafereelen vereeuwigd zijn uit de geschiedenis der Nederlandsch-Hongaarsche betrekkingen. (z.o.z. Red.).
In het Februarinummer dezer Revue besloot Dr. W.C.A. baron van Vredenburch zijn artikel: ‘De roeping van Hongarije’ met de volgende regelen:
‘Het heden heeft aan Hongarije eene schoone roeping opgelegd; regeering en volk aanvaarden, zij het in zwaar te dragen omstandigheden, de daaraan verbonden taak; vol vertrouwen schrijdt het de toekomst tegemoet. Het moge dan niet beschaamd worden in zijne verwachting, dat het buiten zijne grenzen, steeds beter gekend en daardoor steeds meer gewaardeerd, sympathie en steun voor zijn streven zal vinden’.
Moge de wensch van de Redactie der Hongaarsch-Hollandsche Revue vervuld worden en zij, nu haar arbeid en streven - tot nog toe te weinig gekend en dus te weinig gewaardeerd - uiteengezet is, de binnen onze grenzen zoo zeer gewenschte sympathie en den zoo noodigen steun ondervinden!
Men toone die door zich, met bijvoeging van 2½ gulden als inteekenprijs voor het heele jaar, voor den volgenden jaargang als inteekenaar op te geven, rechtstreeks aan Marcel Vidor, VIII, Ullöi út 4, Budapest, of aan:
Mevr. H.A.C. BEETS-DAMSTE,
Witte Singel 29, Leiden.