Door Vlaanderen en Noord-Frankrijk.
III.
Inmiddels werd de zee geverfd met steeds helderder kleuren en ineens: daar viel een eerste lichtstraal op den top van Kaap Gris Nez! Sneller en sneller won de zon nu veld en weldra verlichtte zij ook de heerlijke blauwe zee, het dorp en de bergen. Bij het verlaten van het strand bleken de strandjutter en zijn vrouw te zijn opgestaan.
Bij onzen tocht om de baai wachtte ons een nieuwe groote verrassing. Wij keken natuurlijk steeds naar de prachtige zee. Op een hoog punt zag ik daar, in de verte, plotseling onmiskenbaar duidelijk de krijtrotsen van Engeland uit den morgennevel oprijzen. Dat we den vorigen avond de kustlichten hadden gezien, was nog tot daaraan toe, maar dat we nu de kust zelf in zicht zouden krijgen was weer een heele ontdekking. Wat sprak 't nu veel meer tot ons, toen we even later 't z.g. ‘Camp de César’ zagen liggen, een oude, groen bezode, vierkante omwalling boven op de bergen. Pontus Itius heette dit punt bij de Romeinen. Z.a. we later, te Kassel, vonden, was het 't eindpunt van een Romeinschen heirweg. Het was alsof we een geschiedkundig raadsel zagen opgelost, nu daar eensklaps die vreemde kust aan de kim oprees uit de zee - als om de wereldveroveraars, die Frankrijk beheerschten, uit te lokken tot den overtocht naar en de onderwerping van dat onbekende land.
Het ging ons wel aan 't hart, dat wij Witzand dadelijk door moesten trekken. Maar men kan nu eenmaal in zoo korten tijd niet alles doen.
In een kleine herberg te Tardingen pleisterden wij even. Men verstond geen Vlaamsch. Dit werd hier ook niet gesproken. Feitelijk hadden wij niet anders verwacht.
Wij naderden nu den Gris Nez. We kwamen langs een hotel waar eenige Engelschen waren. Waar zijn die nu niet? Een paar Franschen jakkerden ons op hun fietsen met de beruchte lage sturen voorbij. Overigens was 't eenzaam.
Bij den vuurtoren zetten wij onze fietsen neer. Wij kwamen nu, aan de zeezijde, eerst langs een ontmantelde kustbatterij. Vervolgens wandelden wij voort over een kleine vlakte. Aan den rand gekomen, beving ons een machtige ontroering toen zich een afgrond voor ons opende en we 50 Meter beneden onze voeten, de rustig, onafgebroken deinende zee ontwaarden. Het was een steile rotskust, terwijl aan den voet groote rotsblokken verspreid lagen. We zagen nu aan drie kanten zee. Tegenover ons was duidelijker dan ooit de Britsche kust zichtbaar. Heel goed onderscheidden we zelfs krijtrotsen en duinen, waartusschen een baai. Ook op Blanc Nez en de baai van Witzand hadden we hier weer een prachtig gezicht.
Na een goede rust daalden we langs de rotsen naar beneden af. Toen bleek ons eerst hoe hoog de kaap was en hoe reusachtig de blokken aan den voet. Daar beneden tusschen de rotsen was 't vol waterplanten, zeesterren, mossels en andere schelpdieren. We konden de verleiding niet weerstaan om hier ook even te zwemmen, hetgeen voornamelijk bestond in 't ons, in de kleine ruimte tusschen twee blokken op den rug drijvende te houden.
Eensklaps werden de golven veel krachtiger. We zagen dat 't water ook steeg en gingen ons maar gauw aankleeden. Onze kleeren lagen op een rots, een manshoogte boven 't water. Zoo snel kwam echter de zee opzetten, dat we maar een 10 minuten klaar waren voordat onze kleedkamer werd overspoeld. De getijden bleken hier wel zeer krachtig!
We bleven nog wat nagenieten van 't schouwspel der onstuimig tusschen de rotsen doordringende en mooi opspattende golven.
Het afscheid van Gris Nez viel niet makkelijk. We voelden een groote verwondering dat dit prachtig punt bij ons reizend publiek zoo onbekend is. Voor liefhebbers van rustig natuurgenot aan zee is het een uitgezocht oord.
We naderden nu langzamerhand weer meer de beschaving, in dit geval herkenbaar aan een geweldig aantal auto's. Bij Ambleteuse, dat ook weer aan een heerlijke baai gelegen is, waren verschillende groote Engelsche golfhotels.
De rit over de heuvels langs de zee was heerlijk. We verlieten hier weer 't gebied der krijtrotsen en kwamen door een duinstreek. Met een geweldige helling reden wij Boulogne (Boonen!) binnen. We werden dadelijk getroffen door de prachtige ligging der kade aan zee. In vreemde tegenstelling hiermee was de kermisachtige muziek, die ons uit 't Casino tegemoet klonk.
Boonen bestaat uit een oud en een nieuw gedeelte. De oude stad ligt boven op de duinen, de nieuwe is gebouwd bij de havens en het strand.
Langs een geweldige helling komt men naar boven en staat dan ineens verbaasd te kijken voor een volkomen gaaf bewaarden steenen stadswal midden in de vergroote stad. Toen wij er aankwamen stonden juist de burgers van Boonen op de wallen om naar een groote processie te kijken, die door een poort naar binnen trok.
Hier heerschten eenmaal de graven van Boonen. Men vindt binnen de wallen o.a. nog een oud stadhuis met belfort, het Palais de Justice, het gravenkasteel en een in Byzantijnschen stijl opgetrokken Kathedraal. De oppervlakte binnen de muren is dus wel nog vrij aanzienlijk.
Wij verlieten de stad in oostelijke richting, langs den grooten ouden Romeinschen heirweg naar St. Omaars: den weg, die onze voormalige taalgrens bepaalde. Als een echte heirweg is hij bij Boonen tot 15 Kilometer ver kaarsrecht getrokken over bergen en door dalen, dwars door een groot bosch.
Met zonsondergang hadden wij berekend in Colembert te kunnen zijn. Wij wilden nu n.l. weer eens goed slapen! Wij bereikten dat dorp inderdaad - doch vonden geen onderdak! Men verwees ons naar Liecques, een 7 K.M. verder gelegen, even benoorden den grooten heirweg. Wij hadden hiertoe eerst een geweldigen klim te maken; van een hoogte van ettelijke honderden Meters hadden wij een uitzicht over een ontzaglijken afstand rondom. Alle heuvels, die ons daar beneden hoog geleken hadden, schenen nu aan onze voeten vlak geworden te zijn.
Niet lang toefden wij. 't Was ons ditmaal ernst met het zoeken van een nachtverblijf. Wij bestegen 't stalen ros en kregen nu te genieten van een vrijwel onafgebroken helling tot Liecques toe, zoodat wij den afstand in zeer korten tijd aflegden. Een fietstocht in bergland is naar onze ervaring best mogelijk. De hellingen op loopt men en men heeft zoodoende een handigen kruiwagen voor zijn rugzak. De hellingen af is men 't heertje!
De verlichting van 't landschap door de heldere maan was prachtig, vooral af en toe als haar schijnsel een scherpe tegenstelling vormde met de donkere massa van een bosch.
Te Liecques kwamen wij aan op een pleintje, dat ons deed denken aan een Hollandschen brink. 't Deel van 't dorp waar ons hotelletje lag, scheen echter, aan den voet van een helling, meer op zich zelf, niet om den brink gebouwd.
In 't hotel.... was geen plaats. Er buiten op navraag van den hotelhouder echter evenmin. Zoodat hij ons goedertieren een zolderkamer met bed afstond.
Den volgenden ochtend, toen wij na 't ontwaken een blik buiten ons venster wierpen, werden wij verrast door den naam Michiels op een winkelruit tegenover ons. In een vluchtig doortrekken zagen wij te Liecques nog de namen Declerck en Specq. De Vlaamsche namen hadden ons trouwens nog nergens verlaten. Te Wimereux, vlak benoorden Boulogne, vonden wij o.a. Vandenberghe, Vandamme, Vandezande; te Boonen zelf (i.d. oude stad) Blanckaert, Bonningue, Schotte; in 't voordorp St. Martin Peschot, Goormachtig, Nevrinck. Loosen, Stel, Van Niekerk en nog een aantal andere; dien ochtend te St. Martin au Laërt, vlak voor St. Omaars (St. Omer), Boddaert, Decoster, Duyme, Speters; 't binnenkomen van St. Omaars spande echter de kroon: in de winkelstraat waar