tjes mee. Kort daarna werden de stoelen weggeruimd, weerklonk de verleidende dansmuziek en aanstonds was het bal in vollen gang... In de bijzalen waren vroolijke groepen bijeen en werd er nog menig hartelijk woordje gesproken. Overal heerschte feestvreugde en wij vierden een Koninginnefeest, dat door geen enkele wanklank verstoord werd. Het was een genotrijke avond, van 't begin tot het einde.
De goede stemming duurde voort in de groote tramwagens, die voor het stadhuis te Zeepunt hun levende en levendige lading opnamen om ze laat in den nacht naar het midden van de stad te brengen.’
Met bijzondere erkentelijkheid dient hier te worden gewaagd van de wijze waarop DeBurger, Die Weste, De vriend des volks en andere bladen in met plaatjes en portretten verluchte opstellen getuigden van hun oprechte belangstelling voor dit Nederlandsch gedenkfeest. Voor De Burger schreef prof. Dr. A.C. Bouman een opstel, over Nederlands plaats in de wetenschap gedurende de regeering der Koningin. Andere opstellen zijn gewijd aan onze economische ontwikkeling, de letterkunde, de muziek, enz.
In Nederland, het weekblad voor de Nederlandsche kolonie in Argentinië vinden wij uitvoerige berichten over de feestviering in Buenos Aires, Rosario, en de Paraguaysche hoofdstad Asuncion, die alle uitnemend geslaagd blijken te zijn, in volle harmonie en met een nog nooit zoo sterk geuite geestdrift heeft men feestgevierd. Het blad brengt bijzondere hulde aan de Nederlanders, die zich voor de voorbereiding moeite hebben gegeven. De Zuidamerikaansche pers blijkt aan het feest onzer Koningin veel aandacht te hebben gewijd.
Een zinnetje moeten wij even knippen uit Nederland:
‘Wat ons echter smartelijk getroffen heeft, is, dat wij, die zoo vol ongeduld zaten te wachten op telegrammen, die ons tenminste iets over de viering in ons vaderland meldden, daarvan verstoken zijn gebleven. Telegraafagentschappen en eigen briefschrijvers, die de Argentijnsche pers bedienen, behandelen ons vaderland uiterst karig, en zoo zijn wij niets te weten gekomen. Wij hopen, dat men er ook in Nederland eens aan denke, hoe gewichtig het voor het verspreiden van nuttige wederzijdsche kennis in Nederland en Argentinië is, er voor te zorgen, dat de groote gebeurtenissen van den dag in het leven der beide naties daarginds en hier bekend worden gemaakt, en dat de pers het middel is, dat bij uitstek daarvoor in aanmerking komt. De aanstichting daartoe kan de regeering niet nemen, maar zulk een inlichtingendienst kunnen de regeeringen bevorderen. Andere regeeringen in en buiten Europa zorgen daarvoor. Zou onze regeering dat óók eens niet kunnen doen? Wij hebben er al zoovaak op gewezen, dat Nederland en Argentinië elkander zoo weinig kennen. Bevordering van telegrafische berichtgeving zou aan dit euvel in groote mate tegemoet komen!!’
K.d.J. schrijft ons uit Zwitserland over de Nederlandsche feestviering te Bazel.
‘Viering in den vreemde van een groot nationaal feest heeft haar eigen kleine bekoring; geen wappering in vreugdevolle straten van kleurige vlaggen, geen optochten met vroolijke muziek, geen klokgelui; niets in de dagelijksche omgeving wekt stemming en viert mee. 't Zijn enkelingen, verloren in andersoortige massa, die door een wilsdaad opgaan om te getuigen van wat wel in hun leeft, maar niet van buiten uit in bruising is gebracht.
Vandaar dat aan een feestelijke bijeenkomst van Nederlanders in de verstrooiing in den aanvang licht de stemming zal ontbreken, die ieder voor zich zelf verwacht, dat komen zal. En komen doet ze, want wat op 's harten grond leit, welt zeker naar de keel. De aldaagsche gebondenheid aan vreemde, niet-Hollandsche omgeving lost zich op, het gevoel van nationale verwantschap groeit en wordt zich onderling bewust, men leeft in de gedachte, die aanleiding was tot de samenkomst, in dit geval te Bazel, in hotel Univers, op 6 September, de herdenking van den zilveren Koninginnedag.
Gekomen met de bedoeling aan het feestmaal deel te nemen als ieder ander, werden mijn vrouw en ik verrast door de hoofsche uitnoodiging bij monde van den heer Nachenius, onzen Consul, om aan tafel van allen de gast te zijn, een onderscheiding, die op ons Verbond terugvalt en ook daarom door ons zoo hoog gewaardeerd.
De leiding had de voorzitter der Vereeniging, de heer J.G.L. Houthuysen, die dan ook den dronk instelde op onze Koningin, wier beeltenis naar de schilderij van Thérèse Schwartze in kleurendruk de spijskaart sierde. Bloemen en vaderlandsche kleuren overal. En wat een verrassing was, een Bazelsch muziekgezelschap, dat als dank voor de in Amsterdam bij een wedstrijd ondervonden gastvrijheid, uit eigen beweging zijn diensten had aangeboden, speelde er lustig op los. In goede aarde viel dan ook onder tafel de vlotte toespraak van den dirigent, die hun aanwezigheid verklaarde als een hulde aan Nederland. Natuurlijk in het Duitsch. Ook in het Duitsch was een toepasselijk woord, vrij en vrank, door een potig Volendammertje uitgesproken, dat met zijn zusje tot aller blijde verrasing in de zaal verscheen, 't Waren de kinderen van onze Vice-Consul en Mevrouw Hassig, welke laatste evenals Mevrouw Nachenius, de consulsvrouw, schoon niet van Dietschen bloed, oprecht voor en met Nederland voelt.
Op dat Duitsch moet men niet smalen. Zelf ook heb ik den tijd gehad, dat ik daar anders over dacht, maar in zijn ontwikeling heeft het Verbond mij ook dit geleerd, dat het niet mogelijk is om onder landgenooten in het buitenland altijd en overal de eigen taal te gebruiken. De omstandigheden dwingen vaak tot anders, zonder dat daarbij aan opzet of voorkeur hoeft te worden gedacht. In dit geval zijn het de Zwitsersche vrouwen van Nederlanders, die onze taal niet verstaan, zoodat zelfs aan dit echt nationale feestmaal Nederlandsch en Duitsch door elkaar klonken, zonder aan het karakter iets te schaden. Des te meer zijn te waardeeren, zij die als enkeling verloren in vreemd taalgebied, van harte Nederlander blijven, al klinkt niet altijd de moedertaal van lichte smetten vrij. En daarom zijn Nederlandsche vereenigingen zoo goed, omdat door aansluiting de leden elkaar stevigheid geven en in de geregelde bijeenkomsten de schotjes worden neergehaald. Dat bewijst ook Bazel. dat voor 2 jaar begon met ongeveer 10 en nu al vijf en veertig leden telt.
Na den maaltijd, waaraan buiten de gasten 21 personen deel namen (het waren behalve Consul Nachenius, Vice Consul Hässig, de Heeren Lier, Verduin, Berchtold, Wortelboer, Van Spijk, allen met hunne vrouwen, de heeren Houthuysen, Bult, Reis en Moltzer en de dames Mevrouw en Mej. Wertwijn en Mej. Stoltz) volgde in een andere zaal de keurige ontvangst door ons Consulaat, waarvan het glanspunt was de voortreffelijke Vaderlandsche rede door Consul Nachenius voor ongeveer zeventig hoorders, landgenooten zoowel als aanzienlijken uit Bazel, onder groote aandacht uitgesproken. Middelpunt onder de bezoekers vormden de beide heeren Sarazin, die hun warsheid van elk vertoon ter eere van dezen dag hadden ter zijde gesteld en zich hadden getooid met hun commandeursorde van Oranje-Nassau. Hun aanwezigheid bracht mij in gedachte terug tot een bezoek, kort voor den oorlog, in de vorstelijke woning van deze twee beroemde wegbereiders in het donkere land van Celebes en tot de aanleiding daartoe, de poging om tusschen de zes kleine staten van Europa op geestelijk en oeconomisch gebied de toenadering te bevorderen. Een plan, dat voor verwezenlijking vatbaar is gebleken en waarvan de eer toekwam aan Mr. H. van de Rivière te Groningen.’
Ook de Nederlandsche Kolonie te Tampico heeft op voorstel van Consul G. Welter, op feestelijke wijze den geboortedag van de Koningin gevierd. Een boottocht, op Zondag 2 September, naar Cruz, een rancho aan de Tamesi rivier, slaagden uitnemend.