Insulinde.
Indrukken.
Onlangs doorbladerden we eenige afleveringen van De Indische Post, een weekblad, verschijnende te Bandoeng, dat de voetsporen tracht te drukken van de Haagsche Post. Ik vond daar 't welbekende verschijnsel, dat de indrukken zoo gansch verschillend kunnen zijn. Twee schrijvers, in verschillende nummers, hadden het over 'n vakantieuitstapje naar 't gebergte, in vrije dagen zoo gaarne ondernomen door allen, die maar tijd, gelegenheid en .... geld hebben om de lage landen, de snikheete kust te ontvlieden en daarboven in reine frissche lucht adem te halen. ‘Op naar de bergen’ - dat is, niet ten onrechte in Insulinde, vooral voor den Europeaan, een woord van opwekking en levenskracht.
Maar nu lees ik eerst een artikel van iemand, die 't slecht getroffen heeft: een dreinende regen, dag in dag uit; een muffe, beschimmelde hotelkamer, kakkerlakken en ander ongedierte bij de vleet; onaangename sombere medegasten - alles even naar. Als een Nurks eenmaal aan 't mopperen is, legt hij 't er wel eens dik op en weet hij zelf wel, dat-ie aan 't overdrijven en borduren is.
Een ander artikel is in een geheel anderen toon en heeft niets dan lichtkleurige verwen op zijn paneel, waarbij, als tegenstelling, Holland op een donkeren achtergrond wordt geplaatst.
Hij schrijft, wel aardig, o.m. het volgende:
We zonden onlangs een kiekje naar 't vaderland, dat genomen was tijdens ons vacantieverblijf in de bergen.
't Was een lijn, scherp kiekje - drie poedelnaakte kleuters, plassend aan den rand van een bergmeertje. Op den voorgrond een paar denneboomen, langs de glooiende oevers slingerde zich het eenzame voetpaadje - een eindeloos verschiet van flauwe bergsilhouetten.
Na eenige maanden ontvingen we antwoord op den brief, waarin dat kiekje verzonden was, en we lazen dit zinnetje:
‘Jullie zijn ginds toch maar te benijden wat natuurgenot betreft. In heel Holland kan ik me niet één plekje denken, waar je zoo'n verrukkelijke eenzaamheid hebt. Alles is hier vergiftigd door 't publiek - met den aankleve van trambordjes, prikkeldraadomrasteringen, kwattapapiertjes en briefkaartenverkoopers.
Zie, we waren blij, toen we dit zinnetje lazen, want waarlijk, in de enkele jaren hier doorgebracht, was dat Hollandsche vacantiebeeld wat verwaasd, verdoezeld. En reeds bij dat ééne woord: prikkeldraad’ verbonden met het idee ‘vacantie’ kregen we zoo'n gevoel van afkeer en landerigheid, verlevendigde zich zóó sterk die telkens weerkeerende ergernis uit de kinderjaren ‘dat je er niet in mocht’ - dat we heel Indië met mildere oogen zijn gaan aanzien.
En toen we dezen keer boven waren, hebben wij daar in de wijde eenzaamheid een oogenblik stil gestaan met uitgestrekte armen, als om alles mee te dragen - onze oogen laten gaan over de blauwe verten en over 't nabije, verlaten land. Geen publiek, geen afscheidingen, geen tramgerinkel.... niets .... de wijde eenzaamheid.
De goede eenzaamheid van Indië - Indië.
En allen, die nu ‘boven’ zijn, zouden wij den raad willen geven; ga eens een enkel oogenblik zoo staan en bezie Indië eens in 't licht van die dankbaarheid.
Verban eens voor een enkele minuut die dierbare schim ‘Holland’.
Vergeet dat één minuut, of één enkele seconde en onderga dan slechts de vreugde van het ongereptschoone, verrassende Indië.
Ziehier verschillende indrukken. Beide schrijvers kunnen gelijk hebben. Wat den eersten betreft, wel, zit maar eens in Zwitserland of een ander bergland uw vakantie door te brengen met te wachten op mooi weer, dat niet komt. Dan bromt ge ook. En de tweede? Die heeft zeer zeker gelijk: In het Indische hoogland kan 't onuitsprekelijk heerlijk zijn. 't Is daarom nog niet noodig te beweren, dat er in Nederland ook geen heerlijke eenzame plekjes zijn; ik ken er genoeg.
Maar ..... wat ik vragen wilde:
Kan 't nu nog verwondering baren, dat men in Nederland zoo moeilijk op de hoogte kan komen van de toestanden daarginds? Familie en kennissen vragen gretig aan hen, die daar geleefd hebben, hoe ze 't er vonden. En dan hoort men van den een alles goeds, van den ander niets dan narigheid. Vooral als die eene in 't koele bergland heeft gewoond en de ander zijn dagen moest doorbrengen in een snikheete kustplaats, geteisterd door muskieten, malaria en moerasdamp. De indrukken zijn zoo verschillend dat men er wanhopig onder wordt, want daar komt dan nog bij, dat ieder zijn indrukken als de eenig ware aan zijn hoorders wil opdringen.
Waarlijk, Indische vertellers en Hollandsche luisteraars hebben 't dringend noodig te luisteren naar de Latijnsche spreuk ‘Qui bene distinguit, bene docet (die wel onderscheidt, leeraart (en leert) eerst goed). v.L.