Ingezonden.
Het kleine A.N.V.-vlootje.
Zij voeren gedrieën de wereldzee in.
Hun volkslied klonk over de zee.
Hun doel was geen rijkdom, maar zielegewin
En geestdrift voer met hun mee.
Luid klonk van hun boorden trompetgeschal uit:
‘Op, Dietsers, van 't Laaglandse ras,
Laat klinken uw taal met klaroengeluid;
Verzamelt U!’ klonk langs de plas.
En wijd in 't Zuid-Oost tot waar sneeuwgebergt blankt;
In 't Zuid achter Tafelbergs blok,
Waar de Boer zijn gevoel weer iets anders verklankt;
Suriname dat planters aantrok,
In de Antillen klein, langs Amerika's veld:
Dichter bij tot in 't Frankenrijk op;
In wereldstad en waar 't veldbeekje welt,
Ving men gretig die wapenkreet op.
Verenigd te zaam, zij 't alleen naar de geest,
Zich voelend als kind van één huis
Zo kwamen zij saam - ja, zo is het geweest,
Tot hun storm overviel met gebruis.
Het vlootje, dat weg-wees en wenkte: ga mee!
Een orkaan dreef de schepen van een:
Ze misten elkaar, ver verspreid over zee,
En - het scheepsvolk kreeg ruzie meteen!
‘Weg, stuurman, jij deugt in zo'n storm niet aan 't roer,
Jij, suffer, hielp hun niet genoeg!’
Zo klonk het: de stormlucht was vol van rumoer
En - de baar overspoelde de boeg!
Verslagen lag de een, met het tuig afgewaaid;
Dáár vocht zelfs het volk met elkaar;
Tevergeefs werden bei door het derde gepraaid:
Om 't A.N.V. spookte gevaar.
Zo lagen zij ver van elkander vertuid,
Naast of binnen het stormgebied,
Maar de overlui raadslaagden in de kajuit
En vertsagen - dat deden ze niet!
Elk dacht daar aan de andren: ‘Als 't weer wat bekomt,
Dan zoeken wij speurend op zee:
Geen storm, die gevoelens van eenheid verstomt
Bij 'n drieëenheid als 't A.N.V.
Met noodmasten op eerst, maar toch onder zeil!
Daar voeren de scheepjes weer uit;
Ze zochten en vonden elkaar inderijl
En vèr schalde 't jubelgeluid.
Zo varen die drie weer de wereldzee in,
Hun volkslied klinkt over de zee;
Hun doel blijft. geen rijkdom, maar zielegewin!
Vooruit dan, vaar wel, A.N.V.!
Haarlem, 25 Mei 1923.
J.B. SCHEPERS.
| |