Charles René Bakhuizen van den Brink. †
Zulke mannen als hij is geweest, zijn uiterst schaarsch. Een waas van innige goedheid omhulde zijn fijne gelaat: de schrandere vriendelijkheid werd slechts zelden versomberd. Zoo bij ontwaring van onrecht; alles wat zweemde naar liefdeloosheid en gebrek aan waardeering had in hem een onverzoenlijken vijand. Dan werd zijn zachte oog streng en zijn woorden hadden de trilling der verontwaardiging.
Bij het oproepen van zijn beeld rijst ook nu weer de erkenning: zulke mannen, zoo onkreukbaar, innerlijk en naar buiten zoo beschaafd, zoo fijngevoelig en zoo trouw, ze zijn bakens voor allen, die in de branding van het leven zooveel deugden en talenten zien ten onder gaan. Charles René had van zijn Waalsche moeder de zachtheid, de aanminnigheid, geërfd, van zijn beroemden vader de onafhankelijkheid van geest, het fijne denkvermogen
en de dorst naar kennis. Onder de leden van ons Hoofdbestuur, waarin hij lange jaren zitting had, was hij een eenig man, slechts met zich zelf vergelijkbaar.
In zijn afscheid van Oost en West, welks voorzitter en eerevoorzitter hij is geweest, getuigt hij: kennis is liefde. Die belijdenis is een waarborg van zijn groote genegenheid voor Indië en zijn bevolking, onder wie hij zijn beste jaren heeft geleefd, in hooge ambten, tot 1906 toe, het jaar van zijn terugkeer. Zijn streven ten bate der Indonesiërs was overeenkomstig aan dat van Kern en Van Deventer, van Bosboom, Pijnacker Hordijk, Roelfsema, Valette en wie van Indië meer zijn vrienden en medestanders zijn geweest in het Nederlandsch Verbond.
Steeds weer: hij was iets heel bijzonders; een man om nooit te vergeten en altijd, ook na zijn dood nog, met vereering lief te hebben.