[Nummer 5]
1898 - Mei - 1923.
De heil'ge eendracht is het zout,
Dat huis en stad in wezen houdt,
Muntpoortje te Dordrecht.
Het Algemeen Nederlandsch Verbond, als in Nederland gevestigde instelling voor het samenbrengen in één verband van allen, die tot onzen stam behooren, bestaat thans vijf en twintig jaar.
In de vervlogen kwarteeuw is veel gebeurd, dat de verhouding der volken heeft gewijzigd en ook de beginselen der stichters van ons Verbond in een eenigszins ander licht geplaatst.
Maar wat veranderd moge zijn, niet de liefde voor den geboortegrond, niet het bewustzijn van stameenheid, dat de ware Nederlanders, Vlamingen en Afrikaners bezielt, niet het geloof in de waarde van een hoog zedelijk en welvarend Groot-Nederland voor de menschheid.
In een weldra te verschijnen Gedenkboek zal men de Geschiedenis van het A.N.V. in engeren zin naast de Geschiedenis en den invloed van den Nederlandschen stam beschreven en uitgebeeld zien.
Het Hoofdbestuur wenscht hier alleen zijn erkentelijkheid te betuigen aan de eerste voortrekkers in onze beweging, in het bijzonder aan de beide stichters Hippoliet Meert en Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, in wie Vlaanderen en Nederland elkaar de hand reikten en wier onverdroten onbaatzuchtige arbeid in vaak moeilijke jaren den vasten onderbouw heeft tot stand gebracht, waarop hun medewerkers en leidende opvolgers konden voortbouwen.
Veel is tot stand gebracht, maar ook veel gewonnen terrein is weer verloren gegaan, en de alles ontwrichtende oorlog heeft ook verwarring in onze gelederen gebracht, vroeger eenswillend werkende troepen uiteengeslagen, verdeeldheid gezaaid, waar eenheid onmisbaar was. Heftig hebben de vijandige elementen gerammeid op ons bouwwerk, maar het heeft weerstand geboden en hoewel het nog de sporen draagt van toevallige of opzettelijke vernieling, herstel op de oude grondslagen is gelukkig weer mogelijk gebleken.
Een gevoel van dankbaarheid mag ons vervullen nu ‘de winter is verganghen’ en we weer ‘des Meien schijn’ zien, nu de teekenen der tijden weer op nieuwen bloei en groei wijzen.
Dit gevoel is vrij van voldaanheid, want wij weten bij ervaring maar al te wel, hoe moeilijk het is een vereeniging van duizenden en duizenden, verspreid over de wereld voor één groot gemeenschappelijk doel, warm te maken en in één richting te stuwen. Wij weten evenzeer, dat alle menschelijke arbeid onvolmaakt is en ook op onzen weg misslagen niet te vermijden bleken.
De grondgedachte van het Verbond is altijd geweest, met terzijdestelling van alles wat op politiek gelijkt, onder Nederlanders en Stamverwanten het gevoel van saamhoorigheid aan te kweeken, de overtuiging bij te brengen dat, waar ter wereld men ook gevestigd is, men trouw