Neerlandia. Jaargang 27
(1923)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet wapen van Suriname.De heer Jager schrijft in het Dec.-nr. van Neerlandia over zijn bezoek aan Suriname. ‘Een goed woord voor Suriname’ schreef hij boven zijn opstel, dat meer goed bedoeld dan goed is. Slechts willen wij de aandacht voor het volgende vragen. Hij schrijft dan o.m.: ‘Eindelijk mogen wij niet verzuimen te melden, dat het zoowel ambtenaren als kleurlingen een doorn in het oog is, dat het mooie Surinaamsche wapen niet meer erkend wordt.... Het wapen stelt voor 2 negers met pijl en boog, die een schild vasthouden waarop een 3-mast schoenerbrik is afgebeeld met de woorden er boven: Justitia, pietas, fides.’ ‘Het mooie Surinaamsche wapen.’ Over den smaak valt niet te twisten, heer Jager. Het zijn echter geen negers, die op het wapen voorkomen. Het wapenschild van Suriname is ovaalrond met een zeilend driemast galjootschip er op; het wordt gesteund door 2 met boog en pijl gewapende Indianen, de oorspronkelijke bewoners van Suriname. Het draagt tot opschrift de Latijnsche spreuk: ‘Justitia, Pietas, Fides’. Nadat Suriname ruim 200 jaar in het bezit van zijn wapen was gebleven, moest het plaats maken voor het | |
[pagina 53]
| |
Nederlandsche, terwijl elke Nederlandsche gemeente en zelfs Batavia zijn eigen wapen heeft. Geen wonder dat er telkens stemmen opgaan om het oude Surinaamsche wapen in eere te herstellen.
Een Surinaamsche dichter (A.W. Marcus) schreef: Neen Neerland, zoo dit land onwaardig zij
Justitia, Pietas, Fides in zijn front,
Neem 't weg van 't schild en geef ons liefst een ander,
Dan dat wat door uw kloeke heldenrij
Gewrocht is, toen 't den strijd weerstond
Vol Hoop op God, vertrouwend op elkander,Ga naar voetnoot1)
Of zend ons liever mannen van die soort,
Opdat niet word' ontwijd uw wapenwoord,
Gerechtigheid en Godsvrucht eeuw'ge trouw,
Was Surinaam, het schild van uw blazoen,
Dat schooner dan het duurste diadeem het sierde,
De hechte grondzuil van uw staatsgebouw,
De trots der stormen die er omhenen woên
Als vreemde heerschappij er zegevierde.
Justitia, Pietas, Fides boog terneer,
Doch rees er uit verdrukking weer.
A.H.G. RUSTWIJK. |
|