Neerlandia. Jaargang 27
(1923)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-Indië.Hoe staat het met de Indische Hoogeronderwijsplannen?Geruimen tijd geleden behandelde ik in Neerlandia dit onderwerp. In die dagen waren er nog velen, die er tegen betoogden en sputterden: ‘Hooger onderwijs in Indië, dat is iets ondenkbaars; daarvan komt toch niets terecht.’ Ik meende toen, dat veel praten daarover eigenlijk monnikenwerk was, want onder al 't geredeneer door - vóór of tegen - groeide het van zelf en is thans reeds een aanzienlijke plant geworden. Nu ligt op mijn schrijftafel - reeds veel te lang - een feestuitgave van de wakkere Indologenvereeniging te Leiden, wier maandblad (Indologenblad) ik steeds met genoegen lees. Bij de viering van haar vierde ‘Lustrum’ gaf deze Vereeniging een vlugschrift in het licht, getiteld ‘Een Universiteit in Ned. Indië’.Ga naar voetnoot1) Bijdragen werden daarin opgenomen van hoogstaande mannen, volkomen tot oordeelen bevoegd over Indische toestanden. Zij zijn allen evenzeer voorstanders van hooger onderwijs in Indië en geven behartenswaardige wenken over de richting, waarin dat onderwijs moet worden geleid. Gaarne zou ik daaraan een en ander ontleenen, maar beter is 't dat belangstellenden (zullen er veel zijn?) zich wenden tot het bovengenoemde adres. Een uitzondering maken wij met de eerste bijdrage, die de meening weergeeft van den Indischen directeur van Onderwijs, Mr. Creutzberg. Deze, met verlof hier te lande vertoevende, leverde wel geen bijdrage, maar stond een vraaggesprek toe. En daar wij hier uit kunnen leeren, hoe de zaken thans staan en hoever men gevorderd is, ontleenen wij daaraan de volgende bijzonderheden:
De stichting van de Technische Hoogeschool te Bandoeng, door schenkingen uit Holland mogelijk gemaakt. was een daad met verrassende gevolgen. Men had gevraagd, getwijfeld: ‘Ja, 't is wel wenschelijk, maar is 't ook mogelijk? enz. enz.’ En ... daar werd op eens de verrassende stap gedaan en werden wij geplaatst midden in de nieuwe werkelijkheid - 't hooger onderwijs was er, al is 't begin nog eenvoudig.Ga naar voetnoot2) Nu zijn er twee dingen, waar 't op aankomt, ten 1ste een goede bezetting der leerstoelen en ten 2de een voldoend aantal voorbereidende leerlingen. Voor 't eerste verwacht de Directeur in den eersten tijd veel van de hartelijke medewerking der Nederlandsche Universiteiten, die hun geleerden voor een aantal jaren zouden moeten afstaan, onder voorwaarde hen dan na verloop van die jaren weer aan te stellen. Wat 't tweede betreft, een voldoend aantal leerlingen zal geleverd moeten worden door de H.B.S. en de Algemeene Middelbare School. Deze laatste school is eenigszins te vergelijken met een Lyceum. De onderbouw is Mulo, terwijl de bovenbouw drieërlei zal zijn: Afd. B. overeenkomende met de H.B.S. (thans een te Djocjacarta); Afd. AII de Westersche klassieke opleiding, echter zonder Grieksch (thans een te Bandoeng) en de Afd. AI, waar de Oostersch-literaire vakken bestudeerd zullen worden. De Directeur verklaarde zich tevreden en hoopvol gestemd over de werking dezer A.M.S. voor het Hooger Onderwijs en herinnerde er aan, dat op het begrootingsontwerp voor 1923 reeds fondsen zijn uitgetrokken voor de voorbereiding der Rechtskundige Hoogeschool en dat ook een Medische HoogeschoolGa naar voetnoot3) niet lang meer op zich zal laten wachten.
Tot zoover is dus het H.O. in Insulinde gevorderd en als de geldmiddelen weer wat ruimer beschikbaar zijn, zal de voortgang ongetwijfeld niets te wenschen overlaten. Mr. Creutzberg sprak de stellige verwachting uit, dat, dank zij het degelijk voorbereidend H.O. in Indië, de instellingen van H.O. de meeste andere in Azië in | |
[pagina 47]
| |
de schaduw zullen stellen. In dit verband werd er op gewezen, dat in Britsch-Indië, vroeger zoo vaak een beschamend voorbeeld voor Ned. Indië genoemd, het voorbereidend H.O. slecht verzorgd is, hetgeen wel de voornaamste reden is van het afbrekend oordeel eener commissie van onderzoek. Aan de University met bijbehoorende colleges studeeren niet minder dan 26000 studenten. Om 't geleerd-proletariaat, waaronder Britsch Indië gebukt gaat, te voorkomen, moeten strenge eischen gesteld worden voor de toelating tot het H.O., terwijl ook gezorgd moet worden dat dit zich aanpasse aan de Oostersche toestanden en geen nabootsing zij van het H.O. in 't Westen. (Dit betoogt niet alleen de Directeur, maar bijna allen, die een bijdrage in dit vlugschrift ten beste gaven.) ‘O.a. kan in Ned. Indië niet een gelijke mate van vrijheid van studie worden gegeven als in Nederland; niet in dien zin dat die studie “schoolsch” zal zijn, maar wel moet er nauwer verband zijn tusschen hoogleeraren en studenten.Ga naar voetnoot1) Dit is juist daarom noodig, omdat Indië, nog veel minder dan een land als bijvoorbeeld Nederland, verliezen kan lijden door 't mislukken van studenten, nog daargelaten de maatschappelijke gevaren, die daarin voor een land als Indië schuilen. De eischen van toelating moeten dus streng zijn. Indië is meer gebaat door een betrekkelijk kleine kern van degelijk academisch gevormde werkkrachten dan door groote drommen halfontwikkelden’... Ook uit een oogpunt van economisch (d.i. zuinig) landsbeheer is beperking van het studentenaantal noodig. Indië kan zich onmogelijk de weelde veroorloven, academisch gevormden neer te zetten op posten, die evengoed bezet kunnen worden door werkkrachten met middelbare vakopleiding. De middelbare vakscholen (ook voor juristen) zullen een zeer belangrijke plaats moeten innemen. Het bewuste vraaggesprek eindigt met de volgende woorden (een snuifje voor sommige zich noemende ‘Intellectueelen’): ‘Dat op 't oogenblik de bovenbouw der Indische samenleving niet meegroeit met den onderbouw, blijkt maar al te vaak uit de gemakkelijkheid, waarmee halfontwikkelden in Indië een vooraanstaande rol vervullen en een hoogen toon voeren.’
Deze meeningen van Mr. Creutzberg deelen in hoofdzaak ook de stellers van de andere zeer verdienstelijke bijdragen, waarop ik tot mijn spijt niet dieper kan ingaan. Voorzichtig voorwaarts schrijden, met het waarschuwend voorbeeld van Britsch Indië en Filippijnen - in 't Oosten geen nabootsing van 't Westen - alles moet zich ontwikkelen, opgroeien naar de behoeften des lands - 't is ook volstrekt niet noodig dat het Hooger Onderwijs in één plaatselijke Universiteit is saamgetrokken; de verschillende faculteiten kunnen evengoed in verschillende plaatsen gevestigd zijn; enz. enz.
De Indologenvereeniging deed een zeer goed werk door dit belangrijke vraagstuk in haar feestgave te doen toelichten door uitnemende mannen. 's-Gr. v.L. |
|