Neerlandia. Jaargang 27
(1923)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAmerikaNederlandsche Nederzettingen in de Ver. St. van N.-Amerika.Ga naar voetnoot1)Inleiding. In den loop der eeuwen hebben zich tal van Nederlanders in het buitenland gevestigd. Onwillekeurig vraagt men zich af: wat is er van deze Nederlanders en hun nakomelingen geworden, welke beteekenis hebben zij gehad, welken invloed geoefend, in hoeverre het Ned. karakter bewaard enz. enz. Eenige onzer geschiedkundigen vooral onder diegenen, welke zich de kerkelijke of wel de economische geschiedenis tot studieveld kozen, hebben meer of minder rechtstreeks op genoemde vragen een antwoord trachten te geven. Men denke bijv. aan de studie van Prof. Eekhof over de Ned. Hervormde Kerk in Amerika, de geschriften van Prof. A.A. van Schelven over de Ned. vluchtelingenkerken in Engeland en Duitschland. Daarnaast zij in herinnering gebracht het vele, dat de laatste jaren over onze vroegere handelsbetrekkingen openbaar gemaakt is, waardoor nieuwe gegevens bekend werden over Ned. handelskolonies te Smyrna, Nantes en elders. Kerk of handel vormen hier het uitgangspunt en veelal het eenige gezichtspunt. Over de Nederl. landbouwkoloniën in het buitenland is te onzent nog weinig verschenen en ook dan veelal eenzijdig bekeken. Naar ik meen te weten, is echter in ons land tot nu toe geen poging gedaan, om een der zoo talrijke Ned. kolonisaties uit een meer algemeen, uit een sociaal-geografisch standpunt te beschouwen. Sedert eenige jaren nu verzamel ik gegevens voor eene studie over de vestiging van Nederlanders in de Ver. Staten van N.-Amerika in de 19de en 20ste eeuw. Ik tracht daarbij na te gaan, welke beweegredenen leiden tot vertrek, waar men zich vestigt en op welke wijze men zich aanpast aan bodem, klimaat en bevolking van het nieuwe land, welke verandering daardoor bij den kolonist plaats vindt en ten slotte, wat de beteekenis van een en ander is én voor het nieuwe land én voor het oude vaderland. Ik zal mij beperken tot de bespreking van eenige centra onder de Ned. nederzettingen in de Ver. St.
Aantal. De geheele 19de eeuw door hebben zich Nederlanders in de Ver. St. gevestigd. De Amerikaansche emigratiestatistieken, die van 1820 dagteekenen, geven | |
[pagina 36]
| |
van dat jaar tot 1920 een geheel van 220.000 Nederlanders, die zich in de Unie vestigden. De telling in 1920 toont aan, dat in de Republiek 131.262 menschen wonen van Ned. afkomst en in Nederland geboren. Van in het oog loopende beteekenis werd de Nederlandsche emigratie eerst sedert het midden der 19de eeuw.
Oorzaken der emigratie. Groote malaise heerschte toen vrijwel overal in West-Europa. Tal van menschen waren zonder werk of werkten tegen een hongerloon. Daartegenover stonden hooge prijzen voor levensmiddelen in verband met het overal mislukken van den aardappeloogst. Bovendien waren de belastingen zeer hoog, nawerking nog van de Napoleontische oorlogen. Deze slechte economische toestanden vormden in veler ziel een voedingsbodem voor ontevredenheid ook op ander, meer geestelijk terrein. Zoo gevoelde men zich overal in West-Europa teleurgesteld in zake de volksvrijheid, die slechts schijn bleek. De Noordamerikaansche Republiek werd het ideaal en vele ‘Europa-müden’ verlieten daarom de Oude Wereld. Geen wonder dat de emigratiekoorts ook Nederland aantastte. Ook hier heerschte een geprikkelde volksstemming als gevolg van economischen nood en daardoor ook overspanning op ander gebied. Op kerkelijk terrein bijv. scheidden de meest orthodoxe elementen zich af van de Ned. Hervormde Kerk, wat tot bijna ongelooflijke vervolgingen aanleiding gaf. Ook in Katholieke kringen voelde men zich verongelijkt. Op politiek gebied ergerde men zich aan de autocratie van Koning Willem I, vooral in Friesland, waar men zelfs in proza en dichtkunst op de aloude Friesche vrijheid zinspeelde en van de Hollandsche ambtenarij weinig wilde weten. Toch waren het ten slotte de economisch het meest bedreigden, die door het voorbeeld hunner Duitsche buren aangevuurd, besloten naar Amerika te vertrekken.
Godsdienstig karakter. Naar Amerika! werd de roep, die zich uit den Gelderschen Achterhoek over heel ons land verspreidde en voor vele eenvoudigen een beteekenis kreeg als de roep naar het Heilige Land in de Middeleeuwen. God wil het! dat was ook in het midden van de 19de eeuw veler overtuiging. Velen meenden den ondergang van Europa nabij. Dezen geest te kennen is van belang, omdat hij mede verklaart, de groote wilskracht, waarmee menig kolonist aan de zoo vele en zoo ontzettend groote moeilijkheden wist weerstand te bieden. Het is zeer zeker niet toevallig, dat juist die Nederlandsche kolonisaties in de Ver. St., waar naast de stoffelijke ook de godsdienstige beweegredenen een groote rol speelden, tot den grootsten bloei zijn gekomen. Deze geest verklaart ook, dat 't onder de meer gegoeden en meer ontwikkelden vooral de geestelijken waren, die zich voor deze emigratie moeite gaven. Het grootste deel van de burgerij zag echter onverschillig toe en toonde de duffe geestesgesteldheid, die ons uit zoo menige schets in de Camera Obscura bekend is, den geest van een Stastok, den geest van een Dikkerdak. Gelijk eenige predikanten zich belast hadden met de zoo berucht geworden emigratie naar Suriname, zoo waren het ook predikanten, die de emigratie naar Amerika leidden.
Van Raalte. Na een langdurig, nauwgezet onderzoek, waarbij vooral economisch-geografische beweegredenen een rol speelden, vestigde de predikant Van Raalte zich met zijn over 't algemeen zeer arme afgescheidene geloofsgenooten in het boschrijke, heuvelachtige zuidelijk deel van Michigan. Uit een in Nederland gevormd fonds kocht hij tal van gronden aan, gelegen tusschen een tweetal grootere rivieren: de Grand River in het Noorden en de Kalamazoo-rivier meer zuidelijk, maar aan een kleiner riviertje de Black River, hetwelk uitmondt in een strandmeer. Black Lake, in die dagen door een duinenrij van het Michiganmeer gescheiden. Temidden van deze toekomstige verkeerswegen koos men zich een woonplaats en legde de eerste nederzetting uit: Holland, de toekomstige havenstad der kolonie. Scholte. De Afgescheiden predikant Scholte vestigde zich ten slotte aan het hoofd van in het algemeen meer gegoede landverhuizers op de voor kort bewoonbaar gebleken vruchtbare, maar houtarme prairiën van Iowa. Hij kocht hier land aan, gelegen tusschen een tweetal rivieren, de Des Moines River en de Skunkriver en stichtte er de stad Pella.
Van den Broek. De Roomsch-Katholieke priester Van den Broek voerde zijn geloofsgenooten naar een gebied, dat hij als zendeling reeds jaren bewoond had, naar de bosschen en grasvlakten aan de Green Bay en Fox River in Wisconsin.
De Jong. In de vierde plaats dient hier genoemd te worden de kolonisatie onder leiding van den onderwijzer Pieter de Jong. Deze bracht zijn bemiddelde, meest Hollandsche boeren bezuiden Chicago, naar de prairiën van Illinois, een toenmaals nog dun bevolkt gebied.
Terreinkeuze. Wij zijn dikwijls geneigd te zeggen, dat Nederlanders zich bij voorkeur in een waterland vestigen, aan de traditie getrouw. De feiten zeggen echter iets anders. Alleen onder bijzonder gunstige voorwaarden zijn de Nederlanders bereid ook in het buitenland den strijd tegen het water te aanvaarden. De meer gegoede Nederlanders vestigden zich op de prairiën van Iowa, Illinois en Wisconsin, waar door gebrek aan hout aan eerste vestiging grootere onkosten zijn verbonden. De minder bemiddelden zetten zich neer in de bosschen van Michigan en Wisconsin, waar de ontginning der wouden reeds aanstonds het benoodigde bouwmateriaal leverde en eenige verdienste bood, hoe gering dan ook. Niet alle kolonisten echter toonden wilskracht genoeg, om door te dringen tot in het Westen. Niet allen durfden het leven aan in de dichte wouden of op de eenzame prairiën. Vandaar, dat velen onderweg achterbleven in de steden en daar een weliswaar afhankelijker, maar minder gevaarlijk bestaan vonden in de fabrieken. Zoo ontstonden naast de genoemde landbouwkoloniën in Michigan, Illinois, Wisconsin en Iowa een tweetal industriekoloniën, nl. te Paterson New Jersey en te Grand Rapids Michigan.
Bodem. Al deze koloniën echter zijn gelegen in een gebied, dat ondanks velerlei afwijking in hoofdzaken met den Nederlandschen bodem overeenkomt; zij liggen nl. alle in het morenengebied van den diluvialen gletscher. Van hoeveel belang het is, dat men niet geheel vreemd tegenover den boden staat, blijkt, als men denkt aan eenige kolonisatiepogingen van Nederlanders in Californië en Colorada, die mislukten, vooral omdat de bodem er zoo geheel anders is als in Nederland en men deze gronden daardoor niet wist te gebruiken.
Klimaat. Ook ten opzichte van het klimaat bestaat veel overeenkomst, al de genoemde koloniën bijv. liggen evenals Nederland in het gebied tusschen de jaarisothermen van 4o en 12o. Toch hebben ook hier de afwijkingen, als daar zijn: groote hitte- en droogte-perioden, de plotselinge veranderingen evenals de bodemafwijkingen den Hollanders nog vele bezwaren opgeleverd: ziekten veroorzaakt, den oogst doen mislukken enz. Bezwaren echter, die niet onoverkomelijk bleken, integendeel men wist ze tenslotte voor een groot deel te overkomen, door aanpassing in kleeding, woningbouw, levenswijze en keuze der voortbrengselen. Nederlandsche kolonisaties in dat deel der Ver. St. met een geheel ander klimaat, zijn echter veelal mislukt, zoo in Texas en Florida.
Bevolking. Voor zoover de Nederlandsche kolonisten met de bevolking te doen hebben, kunnen zij beter overweg met de bevolking van het Noorden dan met die van het Zuiden. Van de Indianen in het Noorden had men weinig last, van de Amerikanen veel steun, vooral van die van oud-Nederl. afkomst. In het Zuiden echter vormt de negerarbeid voor vestiging van blanken een groot bezwaar, hoe sympathiek de Nederlanders overigens tegenover het negervraagstuk stonden. De Hollanders werkten | |
[pagina 37]
| |
krachtig mede aan de bevrijding der slaven. Een der wegen, de undergrounds, waarlangs gevluchte negers naar het Noorden ontkwamen, ging over Pella, waar men mij nog de woning toonde, waar voor jaren de vluchtelingen een gastvrij onderdak vonden.
Moeilijkheden in de bosschen. Het zou mij te ver voeren uitvoerig de moeilijkheden te schilderen, waarmede de eerste kolonisten hadden te kampen. Hoe vreemd, hoe onhandig stond de Nederlandsche kolonist in Michigan aanvankelijk tegenover de Amerikaansche woudreuzen. Eerst met hulp der Amerikanen wist hij ze te vellen. Maar de ontwouding had het ontstaan van poelen en plassen tot gevolg. Moeraskoortsen braken uit, dokters ontbraken. Velen stierven in loofhutten of onder den blooten hemel, waar voor het bouwen van woningen de krachten ontbraken. Ja, zoo groot was het aantal sterfgevallen, dat velen de wanhoop nabij waren. Maar de onvermoeide Van Raalte sprak woorden van troost, wekte de geestkracht op: men mocht den strijd niet opgeven. Het geloof schonk nieuwe kracht en men zette den arbeid voort.
Op de prairiën. Van anderen aard, maar niet minder ernstig waren de moeilijkheden op de prairiën. Bij gebrek aan hout groef men zich een woning in den grond. De uitwaseming van den voor het eerst bewerkten grond deed ook hier ziekten ontstaan. De felle prairiewind, de zoo beruchte Northern, vernielde het pas begonnen werk; nu eens droogte, dan weer de sprinkhanen vernielden den oogst. Bovendien - en dat gold voor alle koloniën - ontbrak aanvankelijk een afzetgebied voor de producten, waardoor geldgebrek ontstond. Maar ook hier hield het geloof de kolonisten staande. Vele slachtoffers heeft deze overplanting van den Nederlandschen stam op Amerikaanschen bodem gekost, maar het doel werd bereikt, de plant schoot wortel, hechtte zich steeds steviger en groeide uit.
Groei van Michigan. Langzaam was deze groei maar blijvend, nog in onzen tijd. In Michigan, om de stad Holland, ontstonden tal van dorpen: Zeeland later tot city uitgebreid, Groningen, Vriesland, Drente, Zutphen, Borculo e.a., in hun namen reeds weergevend de plaats van herkomst der bewoners. Het waren meest landbouwdorpen. Het veelzijdigst ontwikkelde zich ‘de stad’, zooals men Holland meestal aanduidde. Vele fabrieken ontstonden er: voor dakpannen of shingles, voor meubelen, voor leer e.a. grondstoffen die de omgeving leverde. Doorgraving van den duingrond bracht het Zwarte meer in verbinding met het Michiganmeer en maakte Holland tot havenstad. Landbouw, nijverheid en handel zetelden er dus. Bankinstellingen werden gesticht. Bovendien werd het geestelijk middelpunt door een hoogeschool ‘Hope College’. Wel werd de stad, evenals Chicago, in 1870 door bosch branden voor een groot deel vernield, maar met groote energie weer opgebouwd. Wereldstad is Holland echter nog niet geworden. Het groote verkeer nl. zocht de rivierdalen der grootere rivieren op. Holland is gebleven een landelijke stad en telt thans ruim 12.000 inwoners. Voor de echte Amerikanen, de 100%, is het te rustig.
Pella. Langzamer nog was de groei van Pella. Minder veelzijdig dan Holland, meer uitsluitend landbouwstad, hoewel ook hier de nijverheid niet ontbrak, ontwikkelde het zich als de meeste landbouwkoloniën, slechts zeer geleidelijk. Daarbij kwam nog, dat om Pella vele Amerikanen woonden, zoodat hier niet zoo'n uitgebreide Nederlandsche kolonie kon ontstaan als in Michigan. Toch droomde ook Pella zich een groote toekomst: hoofdstad van Iowa zou het worden. Maar ook Pella bleef buiten de groote verkeerswegen, die de rivierdalen zochten, vooral toen men den waterafvoer beter beheerschte. Zoo werd niet Pella nabij de rivier, maar het eenige uren verder westwaarts gelegen Des Moines aan de Moinesriver de hoofdstad. Wisconsin en Illinois. Ook de landbouwkoloniën in Wisconsin en Illinois breidden zich uit en namen in welvaart toe, vooral toen de groei van naburige steden het afzetgebied voor landbouw- en veeteeltvoortbrengselen vergrootte. De snelle opkomst van Chicago bijv. maakte menig Hollandschen kolonist in eenige jaren rijk, vooral toen de stichting der Pullmanfabrieken nabij de Nederl. nederzetting Roseland de waarde der gronden deed stijgen. Jaren lang zijn de genoemde vier koloniën voor de Ned. landverhuizing van groote beteekenis gebleven. Zij werden het doel voor duizenden landbouw-emigranten, vooral van godsdienstigen huize. De toenemende bevolking deed echter gebrek aan land ontstaan, een gebrek, dat zich het eerst in Pella deed gelden. Een deel der oudere generatie, maar vooral de jongeren, als kinderen in het land gekomen, thans opgegroeid, voelden als menigeen hunner stamverwanten in Zuid-Afrika het trekkersbloed in zich. Nog bijna onbewoonde gebieden in het N.W. van Iowa werden aangekocht en eene dochterkolonie naar Pella's voorbeeld gesticht in 1870.
Oranjestad. Oranjestad werd het middelpunt van een reeks van Nederlandsche dorpen: Sioux Center, Hospers, Maurits, Middelburg e.a. Dit gebied, Sioux County geheeten, is thans een der welvarendste landbouwgebieden van de Ver. St. en nog tegenwoordig het doel van menig Hollandsch landverhuizer. Het zijn echter geen sneltreinen, die hem te Orange-City brengen; want de Oranjestad, stichting van landbouwers, werd als Pella op een hoogen rug tusschen twee rivieren, Floyd en de West Branch, gebouwd in een tijd, aldus vertelde mij een der stichters, dat de dalen nog te moerassig waren. Ook Orange-City is daardoor landstadje gebleven.
Paterson en Grand Rapids. Veel sneller was de ontwikkeling der beide overige Nederlandsche centra, Paterson in New Jersey en Grand Rapids in Michigan. Echter niet op de eerste plaats door aanstichting der Nederlanders, die hier meer als werknemers, dan als werkgevers optreden. Paterson in het Passaicdal werd door Amerikaanschen ondernemingsgeest de grootste zijdestad en Grand Rapids in het Grand-Riverdal, de grootste meubelstad der Ver. St. Maar naast den durf van den Amerikaanschen fabrikant, is het de werkzaamheid en de spaarzaamheid van den Nederlandschen arbeider, die dit mogelijk maakten. Geen wonder, dat onder het conglomeraat van nationaliteiten, dat beide steden bewoont, de ruim 12.000 NederlandersGa naar voetnoot1) in en om Paterson en de ruim 14.000 in Grand Rapids het meest worden gewaardeerd en dat niet het minst van werkgeverszijde! Ook hier houdt de trek van Nederlanders nog steeds aan. (Slot volgt.) J. HINTE. |
|