Neerlandia. Jaargang 27
(1923)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-Indië.Een grootsch werk des vredes.Achtereenvolgens besprak ik in Neerlandia de verschillende deelen van het bekende Standaardwerk van den heer H.F. Tillema: ‘Kromo Blanda’.Ga naar voetnoot1) Ik wees daarbij telkens op de reuzentaak, die Nederland daarginds te volbrengen heeft in de genees- en heelkundige verzorging van al die millioenen, die, door tal van kwalen geteisterd, uit een poel van onkunde en bijgeloof moeten worden opgetrokken om te kunnen opwassen tot geestkrachtige menschen. Ik was bij die bespreking altijd eenigszins bezorgd, dat de lezer van 's heeren Tillema's ‘Darkest India’ (als ik dat een oogenblik zoo noemen mag) in den waan zou gebracht worden, dat Nederland op dat gebied nog niets heeft tot stand gebracht. Dit zou een zeer betreurenswaardige vergissing zijn. En daarom vind ik het even aangenaam als nuttig in het onderstaande te wijzen op wat ik noem ‘een grootsch werk des vredes’, dat geleidelijk, zonder veel ophef, is tot stand gebracht. Aan dat werk is voor altijd verbonden de naam van wijlen Dr. A.H. Nijland,een naam, dien millioenen Indonesiërs met eerbiedige dankbaarheid moeten noemen. Een bevriende hand zond mij een uittreksel uit een rede, door dr. Noordhoek Hegt, dr. Nijlands opvolger, gehouden in de Afd. ‘Batavia’ der ‘Vereeniging tot bevordering der Geneeskundige Wetenschappen in Nederlandsch Indië’. Wel gaarne neem ik die schets in dit artikeltje op, zoowel van wege de hoogachting, die ik voor dezen waardigen overledene persoonlijk koester, als omdat wij hier weer een nieuw voorbeeld zien hoe één voortreffelijk man,
‘Toen Nijland in begin 1899 zijn ontslag als officier van gezondheid had verkregen en benoemd werd tot directeur van 's Lands Koepokinrichting en Instituut Pasteur, stelde hij zich als ideaal de bereiding van de koepokstof zoodanig te verbeteren, dat geheel Indië van dierlijke stof zou kunnen worden voorzien. Dit is hem na jarenlange proefnemingen gelukt. De koepokstofbereiding was dus geen bezwaar meer om Nijland's ideaal: alle inentingen in Nederlandsch-Indië te doen geschieden met virulente dierlijke vaccine, te verwezenlijken. Hij ontwierp voor het gebruik door vaccinateurs een | |||||
[pagina 34]
| |||||
practisch instrumentarium; een sterilisator voor vaccinepennen waarmede zelfs de eenvoudigsten van geest goed kunnen werken. Nijland heeft ook groote verdiensten gehad voor het inrichten van den vaccinedienst, vooral in de buitenbezittingen. Hij ontwierp voor deze streken, waar zeer wanordelijke toestanden op dit gebied heerschten, een stelsel, waardoor het mogelijk was de vaccinateurs elken dag te controleeren en het werken van deze lieden veel productiever te maken.’Ga naar voetnoot1)
De lezer stemt ongetwijfeld in met mijne meening dat hier een nobel landsdienaar op last der Ned. Ind. regeering een ‘grootsch werk’ heeft volbracht. In den vorigen jaargang van Neerlandia (blz. 25) vertelt de heer I.v.d. Have van een gesprek, dat hij hield met den scheepsdokter van de ‘Montoro’, reizende van Brisbane naar Darwin. Deze zei hem o.m.: ‘I have been all over the Globe and have studied in different parts of the world the Medical Service, but I can assure you those of the Dutch in Java are the best I ever saw.’ Ik ben niet genoeg op de hoogte van de toestanden elders om te durven zeggen: ‘Die scheepsdokter heeft gelijk,’ maar wel weet ik, dat telkens zulk een verrassend oordeel uit bevoegden mond wordt gehoord. Toen indertijd de heer Van Kol, wel wat gauw in 't uitspreken van een afbrekend oordeel, den staf had gebroken over de geneeskundige verzorging van de Meccapelgrims aan boord van de Nederlandsche Mailbooten, toonde de bezadigde heer Kielstra (die den heer v.K., zooals deze klaagde, vervolgde ‘als een horzel’) op grond van onweerspreekbare gegevens aan, dat nergens elders de verzorging zoo goed was. Hoe het zij, dat men in Indië de koepokinenting voor al die millioenen inwoners, zelfs in de meest afgelegen gewesten tot zoodanige hoogte heeft ontwikkeld, moet met gulden letters in de Indische geschiedrollen worden opgeteekend. Men vergete het niet, heeft Nederland een ‘eereschuld’ aan Indië, het omgekeerde is niet minder waar. Want men weet toch, hoe al die armzalig levende volksstammen door de pokziekte werden geteisterd en soms bijna uitgeroeid. Toen ik, nu 30 jaar geleden, met anderen een reisje maakte in de (toen nog onafhankelijke) Karo-Bataklanden, was mij door 't reisgezelschap de zorg toevertrouwd over de kleine reisapotheek. De inlanders, die dat al gauw gemerkt hadden, bestormden mij met aanvragen om geneesmiddelen tegen pokken en kropgezwellen, waaraan ik hen helaas niet kon helpen.Ga naar voetnoot2) Als zóó het Westen in alles de hand uitsteekt naar het hulpbehoevende Oosten, moet dit leiden tot een hechte vereeniging van West en Oost. 's-Gr. v.L. |
|