Adres.
Dordrecht, 19 Febr. 1923.
Aan de Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
's-Gravenhage.
Het Bestuur van Groep Nederland van het Algemeen Nederlandsch Verbond neemt de vrijheid door dezen Uwe hulp in te roepen voor een z.i. zeer noodige verbetering van het weldra in behandeling komende ontwerp der Middelbaar-Onderwijswet, een verbetering in zake het leerplan van de daarbij voorgestelde Hoogere Burgerscholen met 3- en 4-jarigen cursus.
Volgens de artt. 18, lett. f en 19, lett. h. der wet omvat dat leerplan onder meer: ‘de Nederlandsche taal’.
Het bezwaar nu, dat voormeld bestuur in dezen heeft is, dat de Minister daarbij de Nederlandsche letterkunde heeft uitgesloten. Inderdaad uitgesloten, omdat zij in het leerplan der overige middelbare scholen afzonderlijk wordt vermeld, maar hier niet, vgl. art. 15, lett. 2c, 3b, 4m, art. 16, lett. c, art. 20, lett. m, art. 21, lett m, art. 22, lett. a.
Wij kunnen niet inzien, wat zulk een regeling aanbevelenswaardig maakt. De Hoogere Burgerscholen met 3- en 4-jarigen cursus zullen o.i. bezocht worden door jongens en meisjes, die later in allerlei ondergeschikte betrekkingen min of meer den weerstand van ons volk moeten vormen. Hebben dezen geen behoefte aan de kennis van zulk een belangrijken beschavingsfactor, als onze letterkunde is? Is de vormende kracht, die van de lezing en bestudeering van onze klassieken uitgaat voor hen niet noodzakelijk? Naar onze meening zal ons volk alleen dan een eigen beschaving kunnen handhaven, zal het gevaar, om door de ons omringende beschavingen te worden opgeslorpt alleen dan te vermijden zijn, als wij geen enkel middel verzuimen, om, hetgeen wij in dezen bezitten, een zoo breed mogelijken grondslag in ons volksleven te geven. Ook dit middel moeten wij aanwenden.
Wij zouden daarom zeer gaarne zien, dat U - bijv. door een amendement - opkwaamt voor een zoodanige wetswijziging, dat ook op de genoemde scholen het onderwijs in de Nederlandsche letterkunde tot het leerplan zal gaan behooren.
Mocht U bij de behandeling van deze aangelegenheid er dan ook nog op kunnen wijzen, dat het Uwe bedoeling is, dat bij het onderwijs in dit vak ook aandacht zal worden geschonken aan de letterkundige voortbrengselen van den Vlaamschen en Zuidafrikaanschen tak van onzen Nederlandschen stam, dan waren onze stoutste wenschen vervuld.
Namens het bestuur voornoemd,
met de verschuldigde gevoelens van hoogachting,
(w.g.) A.A. VAN SCHELVEN, Voorzitter.
C. VAN SON, Secretaris.