Zuid-Afrika.
Zuidafrikaansche Brieven. IV.
Dat er ten opzichte van Nederlandsch-Zuidafrikaansche verhoudingen meer leven in de brouwerij begint te komen - wie zal het ontkennen? De ontwaking, die thans ontegenzeglijk plaats vindt, is slechts het begin van eene beweging, die zich geleidelijk en zeker steeds zal uitbreiden en vruchten zal afwerpen, waarvoor latere geslachten de stille werkers van heden dankbaar zullen zijn. Dat aan het Algemeen Nederlandsch Verbond in Nederland, dat met volharding getracht heeft de veronachtzaming van Zuid-Afrika, waaraan men zich in Holland zeer zeker had schuldig gemaakt, uit den weg te ruimen en goed te maken, een niet gering deel van de groote vorderingen, die er gemaakt zijn, is toe te schrijven, behoeft thans wel geen betoog. Merkwaardig inderdaad zijn de vele verschijnselen, waaraan men de toenemende belangstelling kan bemerken en ik hoop, dat de vele verslagen, die in verband met onze verrichtingen in verschillende bladen werden openbaar gemaakt, er toe hebben bijgedragen om een begrip van het toenemende leven en van de steeds beter wordende onderlinge verstandhoudingen te geven.
Zeer verblijdend is het o.m. te bemerken hoe er bijkans met elke boot van de Holl. Z.-A. Stoomvaartmaatschappij belangstellende, welgestelde lieden hier aankomen, die of vrienden en verwanten komen bezoeken, òf gevolg geven aan een verklaarbare neiging om het land, waarvan zij zooveel lezen en hooren, met eigen oogen te aanschouwen. Ook komen er nog steeds met de Union Castle Line en ik wil deze gelegenheid aangrijpen om te wijzen op de volstrekte noodzakelijkheid van samenwerking in kleine zoowel als groote dingen. De kracht van Groot Brittanje ligt in de algeheele toewijding en getrouwheid van haar volk. Dit onbegrensd geloof in eigen voortreffelijkheid moge ons overdreven voorkomen, doch de Nederlandsche manier om beurten Fransche, Duitsche, en naar ik verneem thans Engelsche zeden te huldigen, verdient afkeuring. De ware Engelschman gevoelt diepe minachting voor den buitenlander, die hem naäapt. Indien men de gestreng vaderlandslievende gewoonten van den Brit wil nadoen, dient men die toe te passen op eigen land en op eigen taal. Zoolang er nog Nederlanders zijn, die zonder noodzaak op Engelsche of Duitsche schepen reizen, terwijl de Nederlandsche verbinding een zwaren strijd te strijden heeft en den reiziger uitnemende gerieven aanbiedt, zoolang Nederlanders hier komen met credietbrieven of wissels op Engelsche instellingen, terwijl de Nederlandsche Bank voor Z.-A. overal hare kantoren heeft en een buitengewoon goed bestuurde instelling is, of ook Nederlanders er de voorkeur aan geven betalingen te doen geschieden door middel van wissels op Engelsche banken, zoolang zullen onze Britsche vrienden ons stilletjes uitlachen en zeggen: ‘What a pack of helpless fools!’
Geenszins predik ik stompzinnige afscheiding of een onvriendelijk optreden; dat zij verre. Het moet thans algemeen erkend worden, dat ons aanhoudend pogen om mee te werken tot den opbouw uit verschillende elementen van één volk van Zuid-Afrika, door allen op vriendschappelijke wijze bijeen te brengen, met uitmuntende uitslag wordt bekroond en werkelijk medelijden moet men gevoelen met de lieden, die uit Nederland hier aankomen, gewoonlijk merkwaardig slecht Engelsch spreken en bij Nederlandsche instellingen terecht komen om hulp voor de afwikkeling van hun zaakjes met Engelsche kantoren. En toch blijven zulke lieden zich verbeelden, dat zij in hun hoedanigheid van wereldreizigers onmogelijk den eenvoudigen rechtstreeks-Nederlandschen weg hadden kunnen volgen. Laat ons ook in het betrekkelijk kleine voorzichtig acht geven op de handhaving en bevordering van onze belangen. Laat toch vooral ook Nederlandsche kooplieden handelen in den geest van de naties, die zij bewonderen en hun goederen verschepen met Nederlandsche booten. ‘There is no sentiment in business’ spreken zij den Britschen koopman na, vergetende, dat dergelijke uitspraken alleenlijk worden uitgevonden voor ‘foreign consumption’... en de Union Castle Liners komen naar Rotterdam om lading te halen voor Zuid-Afrika. ‘There is not a shade of patriotism in these foreigners.... They are entirely guided by the deceiving lure of a few pennies additional profit...!’ Ziedaar een Engelsche meening over onze geliefkoosde gedragslijn.
Handel, scheepvaart en bankwezen zijn drie afzonderlijke nationale krachten, die met elkander vermengd moeten worden, doch die in geheel hun streven volstrekte eensgezindheid en éénheid van doel dienen in acht te nemen. Een verstandige Regeering behoort deze krachten te leiden en te steunen, zoodat het vaderland er de beste voordeelen uit zal trekken ten bate van geheel het volk. Dan komt er leven in landbouw en nijverheid en in het verkeer met andere landen, dan worden er steeds nieuwe