De zaak Dr. Tack.
Aan Zijne Excellentie den heer Minister van Onderwijs heeft het Hoofdbestuur de vorige maand den volgenden brief verzonden:
Excellentie,
Uwe Excellentie vergunne het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond een enkele opmerking naar aanleiding van haar antwoord op de vragen van het Kamerlid Gerretson in zake het geval-Tack.
Deze zaak zelf thans latende voor hetgeen zij is, meent het Hoofdbestuur bezwaar te moeten maken tegen de opvatting van Uwe Excellentie, dat uit den aard der zaak het aanbeveling verdient, het onderwijs in de Nederlandsche taal en letterkunde bij voorkeur aan Nederlanders op te dragen.
Aangenomen mag worden, dat hier niet gedoeld wordt op de voor het bedoelde onderwijs vereischte bekwaamheid, blijkende uit een examendiploma, dat verkrijgbaar is voor vreemdelingen zoowel als voor Nederlanders. Het Hoofdbestuur meent zich niet te vergissen, wanneer het aanneemt, dat Uwe Excellentie hier doelt op een juister spreken van de Nederlandsche taal en een juister voelen van hare beteekenis door Nederlanders dan door stamverwanten, die zich van dezelfde taal bedienen.
Is deze opvatting van het Hoofdbestuur juist, dan meent het die stelling in hare algemeenheid niet onbestreden te mogen laten. Het Hoofdbestuur beschikt op dit punt over eene ervaring van vele jaren, waarin het vertrouwd werd met de wijze, waarop mannen van wetenschap, behoorende tot den Nederlandschen stam, in het bijzonder Vlamingen, in woord en geschrift zich van de Nederlandsche taal bedienen. De uitslag van die ervaring is, dat men niet kan ontkennen, dat menig Vlaming, met meer zorg en dientengevolge ook met meer zuiverheid zich van onze taal bedient, dan vele Nederlanders.
Het komt het Hoofdbestuur dan ook voor, dat men op de vraag, waarover het hier gaat, geen antwoord in algemeenen zin kan geven, maar in ieder geval moet letten op den persoon, dien het geldt.
Met de meeste hoogachting,
Het Hoofdbestuur van het Alg. Ned. Verbond.
(w.g.) DE KANTER, Algemeen Voorzitter.
(w.g.) FORTMAN, Algemeen Secretaris.