Neerlandia. Jaargang 26
(1922)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Groepsdag van 14 October.De welgeslaagde Groepsdag, Zaterdag 14 October smiddags te 's-Gravenhage gehouden, werd 's morgens voorafgegaan door een Groepsraadsvergadering, die slechts bezocht was door het Groepsbestuur en Afgevaardigden der Afdeelingen Amsterdam, Deventer, Dordrecht, 's-Gravenhage, Haarlem, 's-Hertogenbosch, Rotterdam (Burger- en Jongel. Afdeeling), Utrecht en Zaanstreek, De voorzitter, Prof. Dr. A.A. van Schelven, verzocht bij de opening den aanwezigen zich van hun zetels te verheffen, als een hulde aan de nagedachtenis van Dr. Buitenrust Hettema, een echten Fries, een man van karakter, een nationalist, die in de Grootnederlandsche beweging een eervolle plaats heeft bekleed. Vervolgens stelt de voorzitter aan de orde: I. Benoeming van een voorzitter en secretaris. Daar geen bezwaren tegen de bij rondzendbrief in Juli voorgestelde candidaten zijn ingebracht, acht het bestuur de heeren A.A. van Schelven en C. van Son gekozen als voorzitter en secretaris der Groep. De heer Van Vessem (Utrecht) keurt deze wijze van verkiezing af, al heeft hij tegen de personen geen bezwaar. Spreker stelt schriftelijke stemming voor. De heer Phaff wijst er op, dat de Groepsraadsvergadering van Januari j.l. besloot, wegens de kosten niet meer vóór het najaar te vergaderen, dientengevolge moest de benoeming wel schriftelijk geschieden. Na stemming blijken de genoemde heeren met algemeene stemmen te zijn gekozen. II. Benoeming van een lid van het Hoofdbestuur (in de plaats van Jhr. Mr. G.A.K. Michiels van Kessenich, die bedankt heeft). Gekozen wordt: Dr. H.E.W. Moller te Tilburg. III. Vaststelling van een rooster van aftreding voor de in 1920 benoemde 5 Hoofdbestuurders, zitting hebbende voor Groep Nederland. (Daar zij drie jaar zitting hebben volgens het Groepsreglement kunnen zij thans niet aftreden). Besloten dezen rooster aldus in te richten: 1923 Dr. B. de Gaay Fortman en Majoor Oudendijk. 1924 P.J. de Kanter en Mr. K.M. Phaff. 1925 De plaatsvervanger van Jhr. Mr. G.A.K. Michiels van Kessenich. IV. Benoeming eener commissie tot herziening (vereenvoudiging) van het Groepsreglement. De voorgestelde candidaten: Mr. C. Bake te 's-Gravenhage, Prof. Mr. Dr. A.J. van den Bergh te Utrecht, Mr. J.F. Hijmans te 's-Gravenhage, Prof. dr. A.A. van Schelven te Haarlem, C. van Son te Dordrecht en Dr. J.W. Wicherink te Leiden worden allen benoemd. Op voorstel van de heeren Dorgelo (Jongel. Afd. Rotterdam) en Van Vessem (Utrecht) wordt het bestuur gemachtigd een lid van een Jongeliedenafdeeling en een student in de commissie te benoemen. V. Ingekomen stukken en mededeelingen. 1. De aandacht wordt gevestigd op den mooien A.N.V. kalender 1923 en aanbevolen aan Afdeelingsbesturen den verkoop te bevorderen. 2. Tot afgevaardigden naar het Tucht-Unie-Congres zijn door het bestuur benoemd de heeren S. van Lier en W.J. Lugard. 3. Afdeeling Utrecht heeft een bedrag van f 10.- beschikbaar gesteld voor de Post van Holland, het halfmaandelijksche blad voor Nederlanders in Duitschland, dat alleen kan blijven bestaan als het krachtig gesteund wordt. De heer Van Vessem beveelt steun ten zeerste aan. Afdeelingen Haarlem en Zaanstreek zeggen steun toe. De heer Van Lier acht steun uit Afdeelingskassen minder gewenscht, beter is persoonlijk bij te dragen. 4. Het Groepsbestuur besloot een krans te leggen bij het dezen dag in tegenwoordigheid van H.M. onze Koningin in Den Helder te onthullen marine-gedenkteeken voor de in den oorlog verongelukte slachtoffers. Prof. Blok, die de onthullingsrede zou uitspreken, had zich bereid verklaard den A.N. V.-krans neer te leggen. VI. Het Bestuur wordt gemachtigd een propagandacommissie in te stellen, mits vooraf candidaten worden gevraagd aan de Afdeelingen, waaruit het dan een keuze zal doen. VII. Bepaling van plaats en tijd waar de volgende Groepsdag zal worden gehouden (Art. 38). | |
[pagina 147]
| |
Als plaats wordt Dordrecht aangewezen, als dag 30 April, omdat 1 Mei in de zetelplaats van het A.N.V. het 25-jarig bestaan zal worden herdacht met een stamdag. Beide samenkomsten zullen door aansluiting aan belangrijkheid winnen. * * *
Te half twaalf werden Bestuur, Afgevaardigden en belangstellende leden door den Burgemeester der Hofstad en enkele leden van het Gemeentebestuur in het Gebouw aan de Javastraat ontvangen. Mr. Patijn zeide o.a.: Wanneer er een plaats in Nederland is waar het A.N.V. kan rekenen op instemming met en waardeering voor zijn werk, dan is dat zeker Den Haag, waar de Nederlandsche regeering is gevestigd. Het doel van de vereeniging is immers nationaal, vrij van staatkundige, politieke en andere oogmerken. Gedurende den oorlog hebben honderdduizenden hun leven geofferd voor de nationale zaak en is deGROEPSDAG. Zittend van links naar rechts: W.J. Lugard, C.v. Son, Wethouder Mr. de Wilde, Prof. A.A. van Schelven. Burgemeester Patijn, Mr. K.M. Phaff, Majoor Oudendijk, S. van Lier Ez. en Dr. M.A.v. Weel.
wereldkaart herzien moeten worden, omdat de grenzen niet meer strookten met het stambewustzijn der volkeren. Ook thans is er nog geen rust en dat is een teeken, dat de grenzen nog niet geheel voldoen aan dat stambewustzijn. Hoe men de zaak ook beschouwt, of men het nationaliteitsgevoel noemt een anachronisme, dat zoo spoedig mogelijk moet verdwijnen, of dat men de noodzakelijkheid van een nationaal karakter erkent, een feit blijft, dat het stambewustzijn op het heele wereldgebeuren van grooten invloed is. Een volk, dat dit stambewustzijn verloren heeft, zal ten onder gaan en opgaan in een volk, waarin dat bewustzijn nog wel leeft. Er is dan ook geen vereeniging, die spr. vuriger toewenscht dat het haar goed moge gaan, als het A.N.V. en spr. gelooft wel te mogen zeggen, dat het werk dier vereeniging hier instemming en waardeering zal ondervinden, zoolang in Den Haag de Nederlandsche regeering zetelt. Prof. Van Schelven dankte den burgemeester voor de hartelijke woorden van welkom en het was spr. aangenaam te vernemen, dat het werk der vereeniging steun vindt bij het gemeentebestuur van Den Haag. Spr. noemde Den Haag een bijzondere plaats, een poort tusschen Nederland en het internationalisme, waardoor de Hagenaar gevaar loopt in zijn zieleleven uit het nationaal verband te worden gelicht en te vervreemden van zijn taal. Het doet bijzonder aangenaam aan, dat het stedelijk bestuur van de hofstad in handen is van mannen, die het eigene en het nationale, het stambewustzijn goed gevoelen. Hierna werden eenige ververschingen rondgediend.
* * *
De middagvergadering, toegankelijk voor alle leden van het A.N.V. was drukker bezocht. Prof. Van Schelven hield de volgende openingsrede:
Dames en Heeren! Nieuwe mannen ziet U, sedert de laatste Groepsvergadering, achter de bestuurstafel. Een vrij groote personeelswijziging heeft er zelfs plaats gevonden. Wat wil dit nieuw samengestelde bestuur? Allicht zullen velen onder U dat gaarne weten. En in allen gevalle hebt U er m.i. recht op het te weten. Houdt mij daarom ten goede dat ik het begrip ‘opening der vergadering’ wat ruimer opvat dan strikt genomen toelaatbaar is, en eer ik het woord aan Majoor Oudendijk geef, zelf voor 'n paar minuten op Uw aandacht beslag ga leggen. Nog te liever doe ik dat, omdat ik op die manier ook de gelegenheid krijg mij te kwijten van een plicht, die niemand Uwer zeker gaarne zag verzuimd: van den picht n.l. om als Uw woordvoerder afscheid te nemen van hen, die bij die wijziging in het Bestuur, waarvan ik sprak, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk zijn teruggetreden: de heeren Phaff, Tijssens en Van der Vegte. De heer Tijssens, die in het college geen speciale werkzaamheid had, komt daardoor vanzelf eenigermate op den achtergrond te staan, vergeleken bij de twee overige waardigheidsbekleeders, die de plaats van Voorzitter en Secretaris hebben ingenomen. Toch houdt dat niet in, dat wij ook hem niet zouden danken voor zooveel als hij in het belang van Groep Nederland heeft gedaan. Toen Generaal Schönstedt aftrad stelde de heer Phaff zich beschikbaar om de Groepszaken gaande te houden tot tijd en wijle een nieuwe ‘blijvende’ voorzitter opgespoord zou zijn. Daarmee was van te voren | |
[pagina 148]
| |
uitgesloten, dat het nageslacht hem later noemen zal onder de mannen, die geschiedenis hebben gemaakt in ons Verbond. Want dat nageslacht vraagt alleen of iemand werk van blijvende beteekenis heeft gedaan. Maar des te meer zijn m.i. wij, zijn tijdgenooten, geroepen hem voor wat hij deed dank te weten. Want zoo doende heeft hij zich immers gegeven om te onzen behoeve een ondankbare rol te spelen, om zelfverloochening te oefenen. En zelfverloochening is 'n zeldzame plant. Mijnheer Phaff, uit ons aller naam breng ik U daarvoor gaarne de hulde, die zulks verdient. Dr. Van der Vegte kan ik hier niet persoonlijk bedanken. Hij kan niet tegenwoordig zijn. En dat om dezelfde reden, die hem ook noopte zijn werk onder ons neer te leggen: zijn slechte gezondheid. Slechts kort heeft hij het kunnen doen. Eigenlijk te kort om voor onze vereeniging veel belangrijks tot stand te brengen. Toch betreuren wij zeer, dat hij zich terug moest trekken. Want met ijver en geestdrift had hij zich beschikbaar gesteld. En naar die deugden is in ons Verbond dringend vraag. Wie ze missen moge: niet hij die den heer Van der Vegte opvolgen zal, de heer C. van Son, dien gij allen kent en dien zeker wel niemand onder U niet met vreugde zijn plaats onder de bemanning van ons schip, door mijn benoeming nog volledig gemaakt zag hernemen. En waarheen gaat dan nu de vaart? Groep Nederland is in den laatsten tijd vrij wat over de tong gegaan. En dat waarlijk niet uit erkenning voor haar bijzondere verdienste. Integendeel: de geliefkoosde bijvoeglijke naamwoorden waren: krachteloos en levenloos. Geheel billijk is die critiek zeker niet altijd geweest. Maar omgekeerd is het zeker ook onbillijk tegenover hen, die haar uitten, te zeggen dat er in het geheel geen aanleiding toe heeft bestaan. Want metterdaad: zal onze Groep haar taak naar behooren vervullen, dan moet haar bloedsomloop flink wat worden aangezet en behoort terdege fikscher voor den dag te komen. Volgens de doktoren, die de patiente geregeld hebben gadegeslagen, is haar inzinking voor een deel te wijten geweest aan het feit, dat ze beklemd werd door het reglement, waarnaar ze leefde. Het ligt dus voor de hand te beginnen met een poging daarin verandering te brengen. Eenig voorbereidend werk is daartoe reeds gedaan, doordat de Groepsraad vanmorgen een Commissie benoemde, om de in deze door de practijk geëischte wijzigingen eens onder woorden te brengen. Met bekwamen spoed hopen wij dan de maatregelen te nemen, noodig om onze organisatie in overeenstemming met die nieuwe bepalingen te vernieuwen. En zoo zal deze eerste verbetering dan, verkrijgen wij onzen wensch, binnen niet al te langen tijd reeds zijn aangebracht. Intusschen maakt een reglement natuurlijk maar weinig uit. Het kan een beetje invloed ten goede of ten kwade oefenen. Maar toch ook maar een beetje. De eigenlijke gezondheid van onze Groep zal moeten komen van een bezielden geest in Bestuur en Afdeelingen. U kunt niet veel doen als er geen stuwende kracht van het Bestuur uitgaat. En wij van onzen kant zijn met lamheid geslagen, als er in de Afdeelingen geen menschen zijn, die voor die stuwing van den kant van het Bestuur een bedding graven. Naar het schijnt zijn er verscheidene Afdeelingen, waarin een deel der Bestuursleden maar weinig fut toont. Dat ge deze vervangt door krachten, die aan dat euvel niet mank gaan, lijkt mij een besliste eisch. Liever vijf menschen in Uw Bestuur, die wat voor de zaak willen doen, dan dat ge er negen hebt, die dat louter in naam zijn. En wij van onzen kant zullen trachten aan die werklust Uwer Afdeelingen voedsel te geven: Door U opmerkzaam te maken op hetgeen door een van hen met succes is ondernomen, opdat ook anderen daar hun voordeel mee kunnen doen. Door de gelegenheid te geven tot samenwerking van verschillende Afdeelingen bij het uitnoodigen van sprekers enz., zoodat het mogelijk zal zijn met niet te groote kosten daarvoor werkelijke eersteklassekrachten te krijgen. Door het beschikbaarstellen van geschikte propaganda-lectuur. Kortom - want ik zwijg nu maar van wat wij ons als Bestuur rechtstreeks naar buiten voorstellen te doen - door het bevorderen van alles wat mee kan helpen tot het bewerken van de publieke meening van onze landgenooten in nationalen, misschien zeg ik nog beter in Nederlandschen zin. Dat toch lijkt ons het wezenlijke van onze taak: te hameren op onzen in dit opzicht zoo onverschilligen, dikwijls bijna anti-nationalen volksgeest, er altoos en altoos weer op te hameren, om hem wat meer zelfgevoel en tevens eenig besef van zijn samenhoorigheid met de andere deelen van Groot-Nederland bij te brengen. De waarde van vlagvertoon bij allerlei gelegenheden lijkt mij niet zeer groot. Veel beteekenisvoller is natuurlijk, mits hij voor muggenzifterij oppast, de strijd voor een zuivere taal. Maar te doen is het toch eigenlijk eerst om het wijzigen van het Nederlandsche zielsgestel. Dames en Heeren, ik veronderstel dat U er evenzeer als ik van overtuigd zult wezen, dat ons werk dientengevolge niet gemakkelijk zal zijn. Het bewerken van de publieke meening: er is misschien geen mooier taak, maar er is er ook moeilijk een aan te wijzen, die meer eischt. Meer aan vindingrijkheid om de wegen uit te denken, waarlangs men zijn invloed kan aanwenden. Aan tact om het eenmaal verkregene niet meer te verliezen. En aan volharding om den moed niet op te geven. Vooral in 't eigen Vaderland niet, waar de nationaliteiten-tegenstelling, die in Vlaanderen en in Zuid-Afrika en het diaspora-gevoel, dat in het buitenland als prikkel in de goede richting meewerkt, niet aanwezig is. Andere inspanning en opmerkzaamheid vragende aangelegenheden, bijv. om goed de taak van het Hoofdbestuur en van het Bestuur van Groep Nederland uiteen te houden, vallen daarbij in het niet. Daarom dan echter ook: wat ge ons onthouden zult, laat het niet zijn Uw inspanning, Uw medewerking en Uw geduld. Zonder inspanning wordt alleen iets in Luilekkerland verkregen. En heeft het leven van Groep Nederland in het verleden niet veel overeenkomst met dat Luilekkerland gehad: in dit opzicht zal het er - en dat is maar goed ook - in de toekomst ook wel nooit op gelijken. God geeft den vogelen den kost, heet het in het bekende adagium, maar zij moeten erom vliegen. Laat ons allereerst toonen dat te verstaan. Dan voorts: onthoudt ons Uw medewerking niet. Het nieuw optredende Bestuur begint zijn werk op een gelukkig oogenblik, geloof ik. Immers, nadat is gebleken, dat de oneenigheden, die in onze Groep hebben geheerscht, ergernis geven aan de zuster-Groepen, die nuttig werk verrichten. Mij dunkt, dat is het juiste oogenblik om ermee op te houden en te gaan beproeven ook iets tot stand te brengen. Verstaat mij goed: dat is geen verkapte bezwering van elke ontevredenheid; geen vooraf reeds brandmerken van elke uiting van bezwaren, als een onridderlijkheid. Slechts een vraag om geen critiek te oefenen zonder voorafgaand onderzoek, en bij het koesteren van bezwaren liever een brief met een raad hoe dan beter aan ons te posten, dan stemming tegen ons te maken in in een vergadering of een ingezonden stuk. Maar die vraag doen wij dan ook met nadruk. En ten slotte: oefent wat geduld. Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd. Vooral het ingang doen vinden van een andere overtuiging, het ontwikkelen van een anderen geest, is een werk van langen duur. Wie daaraan begint moet zich inspannen zei ik, maar hij moet ook den tijd hebben. Een maand nadat men den ploeg in den grond gezet heeft, den oogst reeds te willen binnen halen loopt op erger dan teleurstelling uit: het maakt dat er geen schoof rijp graan in de schuur komt. En nu zou het zeker heel goed mogelijk zijn, dat het metterdaad daarop uit liep, dat er van ons werk niet veel terecht zal komen. Maar laat het dan tenminste niet door onze eigen schuld zoo gaan. | |
[pagina 149]
| |
Na deze toegejuichte rede verkreeg de voorzitter der ontvangende afdeeling, Majoor Oudendijk, het woord voor zijn rede over:
De Taak van het A.N.V. in het algemeen en die van Groep Nederland in het bijzonder.Ga naar voetnoot1)
De bedoeling dezer rede was een vrije gedachtenwisseling uit te lokken. De heer Heynings (Soestdijk) stelde enkele vragen, o.m. over de houding van het Hoofdbestuur in zake de weigering der Regeering aan den Vlaming Dr. Tack om hier te lande onderwijs te geven en den bekenden maatregel betreffende de Nederlandsche school te Brussel. De heer De Kanter (Algemeen Voorzitter van het Hoofdbestuur) gaf de verzekering, dat het Hoofdbestuur in deze aangelegenheden deed wat het kon, getuige zijn adressen en het aangevraagd gehoor bij den Minister van Onderwijs en dien van Buitenlandsche Zaken. De heer Croin (Haarlem) klaagde over de hooge stedelijke belasting op uitvoeringen, die de kleine afdeelingen belet avonden te geven. Naar aanleiding daarvan wordt besloten, dat het Groepsbestuur zal trachten te dien opzichte mildere bepalingen in het leven te doen roepen. Verschillende sprekers voerden het woord over de opheffing der studentenafdeelingen en dringen aan op voeling houden met de studentenorganisaties. Medegedeeld wordt, dat verscheiden studenten persoonlijk lid zijn gebleven, met de Nederlandsche studentenorganisatie reeds samenwerking is verkregen en van de pas gestichte Dietsche Studentenorganisatie een vraag om samenwerking wordt tegemoet gezien. De heer Van den Broecke (Vlaming) brengt ten slotte hulde aan het Hoofdbestuur voor zijn optreden in zake Dr. Tack en betoogt dat de Nederlandsche Regeering de Vlamingen, die in Nederland een eerlijk stuk brood trachten te verdienen, niet mag vervolgen. Alsnu hield Dr. M.A. van Weel, voorzitter der Taalcommissie, beschouwingen over het zondenregister der taalverknoeiers.Ga naar voetnoot2) De meermalen door gelach en toejuiching onderbroken rede was den heer Lugard aanleiding hulde te brengen aan de T.C. en te wijzen op de noodzakelijkheid van beter taalonderwijs op de scholen. De heer Hartevelt (Den Haag) herinnert aan de indertijd te Arnhem benoemde commissie voor verbeterd taalonderwijs, wier arbeid geen gevolgen had, omdat zij haar taak veel te breed had opgevat en het eigenlijke doel voorbij had gestreefd. De Voorzitter acht het wenschelijk, dat nog eens getracht worde zulk een commissie in het leven te roepen met een duidelijk omschreven en afgepaald plan, daar aan de opvoeding in nationalen zin veel ontbreekt en de verbetering daarvan door het A.N.V. dient bevorderd. De heer Phaff vestigde bij de rondvraag nog de aandacht op de Post van Holland, het blad voor de Nederlanders in Duitschland, dat zonder steun niet kan blijven bestaan. Hierna sloot de voorzitter de vergadering.
* * *
Aan den gemeenschappelijken maaltijd in het Eethuis Dijjers, voorgezeten door Majoor Oudendijk, heerschte een gezellige stemming. Aan onze Koningin werd een huldetelegram gezonden, waarop H.M. liet antwoorden met ‘welgemeenden dank’. De belangstelling in den Groepsdag bereikte haar hoogtepunt op den Dietschen Kunstavond door de Afdeeling 's-Gravenhage in Pulchri aangeboden. De onvermoeide Afdeelingsvoorzitter sprak de talrijke aanwezigen toe, in het bijzonder heette hij den Burgemeester, den gemeentesecretaris en Kol. Laetsman, Commandant der Hofstad, welkom. Aan den Dietschen Kunstavond verleenden hun medewerking het bekende kwartet Richard Hol; de voordrachtkunstenaar Brettani, die o.m. Boutens' Beatrijs voordroeg (de begeleidingsmuziek van Alex Voormolen werd gespeeld door Mevr. Cleuver-Long) en de heer Oostdam, die met zijn liedjes bij de luit zulk een aangename afwisseling bracht. Het was een waardig slot van een Groepsdag, die toonde dat Groep Nederland weder bergopwaarts gaat. v.S. |