Neerlandia. Jaargang 26
(1922)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
De taak en de roeping van het A.N.V.Ga naar voetnoot1)Wanneer we terugblikken op de wordingsgeschiedenis van het A.N.V., dan zien we, dat ons Verbond is ontstaan onder den drang, dien de Nederlandsch sprekenden over de geheele wereld gevoelden om zich aaneen te sluiten en te zamen te strijden voor den groei en den bloei van den Nederlandschen Stam. De grondgedachte van het A.N.V. is dus Grootnederlandsch, of - zooals wij het ook zoo gaarne zeggen - Dietsch. De Grootnederlandsche of Dietsche gedachte moet dus ons doen en laten beheerschen. Wetende, dat ik voor bekeerden spreek, kan ik toch niet nalaten, nog eens te trachten onder woorden te brengen, wat de Grootnederlandsche Beweging wil. De Grootnederlandsche Gedachte is het heerlijke bewustzijn, dat er voor de Nederlandsche ziel heel veel ruimte is in de wereld om haar wieken uit te slaan.... en de Grootnederlandsche Beweging wil die ruimte vrij en zuiver maken voor de vlucht der Nederlandsche gedachte. Het is voor ons Nederlanders van het allergrootste belang, dat Vlamingen en Zuidafrikaanders hun Dietschen aard hoog houden en.... mag ik eens een handelsterm gebruiken?.... een afzetgebied blijven vormen voor Nederlandsche Beschaving. Een afzetgebied, dat op zijn beurt weer geestelijke voortbrengselen oplevert, die een verfrisschenden, versterkenden invloed op onzen volksgeest kunnen hebben. Dit is.... moet ik het nog zeggen.... natuurlijk geen staatkundig, doch zuiver geestelijk imperialisme. Wat geestelijk bijeen behoort, willen we geestelijk bijeenhouden tot verhooging van het aanzien van den Nederlandschen of Dietschen Stam. Wij kunnen dan ook naar mijne meening het doel van ons Verbond moeilijk kernachtiger uitdrukken dan in de bewoordingen, die voorkomen in het Dordtsch propagandaboekje en die de Haagsche afdeeling boven haar postpapier heeft laten drukken: Verhooging van de zedelijke en de stoffelijke kracht van den Nederlandschen Stam.
* * *
Men kan de kracht en de grootheid van den Nederlandschen Stam bevorderen door versterking van de samenstellende deelen, maar niet minder door den onderlingen samenhang van die deelen zoo innig mogelijk te maken. Op dit beginsel moet de inrichting en de werking van het A.N.V. berusten. In elke Groep moet aanhoudend worden gewerkt om de nationale gevoelens op te wekken en om deze te ontwikkelen in zuiver Grootnederlandschen zin. Het Hoofdbestuur vormt dan den band tusschen de verschillende Groepen, moet dus - met zijn nuttig orgaan, de Boekencommissie - de belichaming zijn van de Grootnederlandsche gedachte, die in de Groepen leeft. Groep Nederland zal zich dus in de eerste plaats moeten wijden aan de versterking van dat deel van den Nederlandschen Stam, dat aan haar zorg is toevertrouwd. Zij zal moeten trachten ons nationale zelfbewustzijn op te wekken, zij moet medewerken aan de verhooging van onze volkskracht. Op dit gebied is overstelpend veel te doen! Uit een lijstje, dat Mr. A. Loosjes voor eenige jaren heeft gegeven, zou ik een groot aantal gewichtige onderwerpen kunnen aanhalen, die alle tot de taak van Groep Nederland kunnen worden gerekend. Dikwerf verwijt men aan het A.N.V., dat gewichtige zaken van zijn programma door andere vereenigingen worden overgenomen. Ook ik heb dit meermalen betreurd, maar we mogen het toch niet te zwaar opnemen. Het gebied, waarop Groep Nederland zich beweegt, is zoo veelomvattend, dat niet alles, wat tot verhooging van onze volkskracht kan dienen, volledig door het Groepsbestuur kan worden behartigd. Reeds geldelijke overwegingen dwingen dikwerf tot beperking en dan moeten wij er ons over verheugen, wanneer een andere vereeniging voor een of ander volksbelang aan het werk is gegaan, er | |
[pagina 142]
| |
gelden voor bijeen brengt, er krachten voor in beweging zet; vooral indien zulks geschiedt in goede verstandhouding of in samenwerking met het A.N.V. Ik denk o.a. aan de Tucht-UnieGa naar voetnoot1) en Nederlandsch Fabrikaat. Er blijft nog genoeg te doen voor onze Groep om ons nationaal zelfbewustzijn en de belangstelling voor de groote volksbelangen op te wekken. Niet het minst, waar het geldt onze taal, onze kunst en onze beschaving. Wij moeten ons schrap zetten tegen de vreedzame indringing van verbasterende invloeden, die in den laatsten tijd weer sterk opkomen. En voor het behartigen van die belangen, welke ook op het programma van andere vereenigingen staan, moet de Groep met hare afdeelingen naar samenwerking met die vereenigingen streven. Ik acht deze samenwerking van zeer groot belang. De aankweeking van den Grootnederlandschen geest in onze Groep eischt, dat wij hier met belangstelling, met sympathie, met geheel ons hart medeleven met, ons op de hoogte houden van het wel en wee onzer Broedervolken. Ik weet, dat we hier een gebied betreden, aan welks grens voorzichtige zielen staan, die waarschuwend de handen opsteken en ons toefluisteren: ‘Pas op! Het A.N. V doet immers niet aan politiek.’ Neen - we doen niet aan politiek! We zijn als A.N. V.-ers hier in Nederland niet anti-revolutionair, niet vrijzinnig-democratisch, of wat dan ook, alleen maar goed Nederlandsch. Maar dit is geen reden om onze taak als Grootnederlanders niet naar behooren te volbrengen! Wanneer een of andere regeering in haar land den Nederlandschen Stam in zijn cultureele en maatschappelijke ontwikkeling wenscht te knotten en te onderdrukken, hem zijn Nederlandsch karakter wenscht te ontnemen, dan noemt die regeering en haar aanhang alle maatregelen, die het A.N.V. neemt om den Nederlandschen stam in dit land te versterken en op te beuren: politiek Dan is volksopbeuring daar politiek! Dat zij dit vindt, is haar zaak, maar wij kunnen daarom niet nalaten dat deel van onze taak te vervullen, hetwelk wij in ons propagandaboekje noemen: ‘optreden, overal, waar de Nederlandsche Stam kwijnt of wordt bedreigd’. Hetzelfde geldt in gevallen, waarin de regeering van het eene land maatregelen treft, die fnuikend zijn voor het leven van den Nederlandschen Stam in een ander land. Wanneer het A.N.V. hiertegen opkomt, dan kan men dit ook politiek noemen, doch in geen van beide gevallen is er sprake van die politiek, welke volgens onze statuten uit het verbondsleven moet worden geweerd. En opdat het Hoofdbestuur in dien strijd voor den Dietschen Stam het geheele Verbond achter zich gevoele, ongeacht de politieke partijen, die zich natuurlijkerwijze in de verschillende landen vormen, moet in de Groepen, dus in de Afdeelingen en Takken een gezonde Grootnederlandsche geest worden aangekweekt. Het spreekt vanzelf, dat het saamhoorigheidsgevoel moet berusten op het innerlijke, niet op het aangeprate bewustzijn, dat wij deelen van één stam vormen. Hiertoe is noodig, dat het gevoel van geestelijke eenheid in de verschillende deelen van den Dietschen Stam, dus ook bij ons, wakker wordt. Dit kan bij ons slechts worden bereikt door het Nederlandsche volk op te voeden in het besef van de cultureele eenheid. In dezen zin werken wij hier, vooral in de laatste jaren, in Den Haag. Wanneer men telkens en telkens bespeurt, hoe innig verwant de taal en de kunst der Vlamingen en Zuidafrikaanders zijn met onze taal en onze kunst, dan komt vanzelf de belangstelling in het leven dier Dietsche Volkeren, met wie wij ons zoo verwant gevoelen.... en dan borrelt er vanzelf een gevoel van nijdig verzet op tegen iederen maatregel, die het geestelijk leven van die volkeren in de Dietsche, dat is onze eigen volksrichting kan verzwakken of belemmeren. Dit is de diepe bedoeling van onze Dietsche kunstavonden, waarop al wat naar staatkunde zweemt, wordt geweerd, die liefde voor de eigen en stamverwante kunst aankweeken, doch die gedurende den winter worden afgewisseld met avonden, gewijd aan volks- en stambelangen, welke zich in groeiende belangstelling mogen verheugen.
* * *
Het Verbond beleeft moeilijke tijden.... omdat die tijden moeilijk zijn. Dientengevolge kan men niet altijd wat men wil. En dan zoekt men in een vereeniging als de onze naar gebreken in reglementen en statuten, die wellicht de oorzaak van de moeilijkheden zijn. Zeker, ik geef toe, dat ook onze Statuten en Reglementen in menig opzicht voor verbetering vatbaar zijn. Men begint ook met een herziening. Maar, ik denk toch ook aan een Romeinsch spreekwoord: Goede zeden gaan boven goede wetten. Voor ons Verbond zou ik dit zoo willen zeggen: als de goede wil er is, staat een minder goed reglement ons niet in den weg. We zullen in het A.N.V. aan het werk moeten gaan. Er wordt, ik wil het gaarne erkennen, reeds in menig opzicht heel wat gedaan. Maar er moet meer geschieden. Ik zal niet zeggen, dat we eensgezind moeten arbeiden, want in een groote vereeniging als de onze is meeningsverschil onvermijdelijk. Ik zeg dus liever: aan het werk, voor mijn part met strijd, dat geeft leven, doch.... zonder ruzie! Gij, die klaagt, dat het A.N.V. dood is, brengt de afdeeling in Uw woonplaats tot nieuw leven of richt een nieuwe afdeeling op.... maar klaag niet! O ja ik weet wel: er is één zeer groote moeilijkheid, het geld. Hierop doelde ik reeds, toen ik zeide, dat het A.N.V. het moeilijk heeft, omdat de tijden moeilijk zijn. Aan den eenen kant komt het A.N.V. niet meer uit met de geringe jaarlijksche bijdrage, aan den anderen kant heeft men groote moeite om de leden bijeen te houden en nieuwe leden te werven, nu iedereen in den nood der tijden overlegt, wat hij kan besparen. Dan schrapt men allicht een lidmaatschap, hoe groot de sympathie voor de vereeniging ook wezen moge. Verplichte verhooging van de jaarbijdrage lijkt mij dan ook hoogst ongewenscht, althans zeer moeilijk. Maar voor de afdeelingen wordt de arbeid dan dubbel zwaar, daar zij nog steeds 3/4 van haar gewone inkomsten aan de Groepskas moeten afdragen. In Den Haag trachten wij deze moeilijkheid te boven te komen door voor een bepaald doel, nl. voor de zeven Dietsche Kunstavonden in den winter, afzonderlijke vrij- | |
[pagina 143]
| |
willige bijdragen van leden en belangstellenden te vragen. En.... door voortdurend en aanhoudend bedelen komen wij er wel. Als men met ernst werkt en wat goeds aanbiedt, volgt het stoffelijke meestal ook wel. Eén ding wil ik nog zeggen: Moge de herziening van onze reglementen in die richting gaan, dat er een breede weg wordt gevonden, waarlangs we de jeugd en de jongelingschap kunnen voeren naar den tempel der nationale en Grootnederlandsche gedachte. Ik heb den studenten- en jongeliedenafdeelingen altijd een goed hart toegedragen. Ik zie er een grootsche taak voor het A.N.V. in. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Mijn allerbeste wenschen voor ons mooie A.N.V. in het algemeen, voor Groep Nederland in het bijzonder. K.E. OUDENDIJK. |
|