‘Het is altijd bespottelijk, deze heeren aan het woord te hooren. Want er is iets comisch in, dat een mensch anders wil zijn dan hij eigenlijk is. Een Hollander, die zich schaamt, dat hij Hollander is, maakt zich eenvoudig belachelijk. Hij wordt om die schaamte toch door geen andere natie in zich opgenomen. Hij maakt zichzelf tot een onding, waar niemand eigenlijk weg mee weet. En hij ergert ieder mensch, die het verachtelijke voelt van een houding als deze.
Vooral in deze gewesten houden vele Hollanders ervan om over hun eigen volk als over een ander ras te spreken. Ik heb eens een hoofdredacteur van een Hollandsch blad in Nederlandsch-Indië hooren zeggen: ‘Ik haat de Hollanders qua Hollanders.’ Het is ons niet mogelijk te zeggen, hoe dwaas dit is.
Geen natie wordt door zulke menschen gediend. Want wil de internationale idee werkelijk postvatten in de harten der volkeren, dan moet het nationaal bewustzijn niet worden verloochend, maar aanvaard als een ernstige aansporing tot het vervullen van een eigen taak. Wie als Hollander geboren is, vergete het nooit, dat hij alleen als Hollander, met de deugden juist van dat volk, zijn roeping in de wereld te volgen heeft.
Te wenschen, dat men behoorde tot een ander volk dan het eigene, is dwazer dan dwaas. Een Hollander, die dit nationale bewustzijn verloochent, is als een heer, die voor huisknecht spelen wil. Wáár gij hem ook ontmoet, geef hem der verachting prijs.’
Ik heb hier niets aan toe te voegen dan alleen een welgemeend: Bravo! En den wensch, dat de ‘Overdenkingen’ van Illico in Indië meer mogen wezen dan een ‘stemme des roependen in de Woestijn’.
's-Gr.
v.L.