Neerlandia. Jaargang 26
(1922)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Buitenland.Koninklijk bezoek aan Scandinavië.Het doet allen warm voelenden Nederlanders goed, dat hun Koningin zoo hartelijk ontvangen is in Denemarken, Zweden en Noorwegen, omdat de hulde haar gebracht tevens een waardeering van het Nederlandsche volk beteekent. Treffend komt dat uit in een hoofdartikel van de Berlinske Politiske og Avertissements-Tidende, dat gedeeltelijk in het Deensch, gedeeltelijk in vrij goed Nederlandsch is geschreven. Enkele aanhalingen mogen dit staven. De hoofdopsteller heeft heelemaal niet het gevoel, dat een Staatshoofd van een veraf gelegen en vreemd land ontvangen is, omdat Nederland en Denemarken in veel opzichten zusterlanden zijn. ‘Zoowel voor Holland als voor Denemarken zijn het in de eerste plaats de zee en de mulaarde, welke de twee groote afdoende factoren zijn, zoowel in het handels- als in het individueele leven van het volk. De zouten wind der Noordzee waait tegen de vensters van beide landen en strijkt over hunne velden, en de Deensche zeelieden hebben al van vroeg af aan - nu en dan samen - begrepen hoe goud te verzamelen is op de verre stranden, even goed als de landbouwer in beide landen er slag van heeft het beste uit de aarde te winnen en van het “Jongvee, dat tot boven de knieën in het gras staat”. In de Deensche zeeliedentaal, zelfs in de Deensche vaarwatersbenamingen is het Hollandsch terug te vinden en heeft burgerrecht verworven; en al was het op geen andere wijze, dan hebben wij toch door het bonte, trouwhartige en schoone volksleven op AmagerGa naar voetnoot1) voeling gekregen met het landelijk leven in Holland. In economisch, cultureel en sociaal opzicht staan wij op den zelfden grond. De vrijheidsbehoefte der Hollanders, hun heldhaftige strijd voor land en huis en geloof, de heldendaden der “geuzen”, de helden der zeeoorlogen, doen verwante snaren in onze harten klinken. Zouden wij wel de Hollandsche Vloot vergeten hebben als school van Kurt Sivertsen Adeler, den stouten tocht van Obdam door de Sont om de benarde en in nood zijnde hoofdstad ter hulp te komen, de wapenbroederschap tusschen de grootste en stoutste zeehelden in de geschiedenis ter zee van beide landen?’ In hetzelfde nummer wordt een waardeerende beschouwing gegeven over het Nederlandsche Gezantschap te Kopenhagen, waarbij het portret van Jhr. van Rappard is afgedrukt. |
|