Insulinde.
‘Indische lezingen en leergangen’ in 1921.
Wij ontvingen van het Comité, dat in samenwerking met het Koloniaal Instituut en met geldelijken steun van de Regeering deze zaak behartigt, het verslag over 1921:
‘Leergangen voor onderwijzers en onderwijzeressen werden gehouden te Oegstgeest, Delft, Arnhem en Haarlem; ‘Vervolgleergangen’ te Dordrecht, Apeldoorn, Heerenveen en Zwartsluis; ‘Vrije voordrachten en lezingen’ te Aalten, Den Helder, Haren en Maastricht.
Voorts werd te Amsterdam gegeven de ‘Tweede Koloniale vacantieleergang voor Geografen’ (van 27 tot 29 December).
De door bij uitstek bevoegde personen gehouden voordrachten werden bijgewoond door 47 studenten voor M. O.-Aardrijkskunde en 77 leeraren aan verschillende inrichtingen voor Middelbaar Onderwijs. Bij den aanvang van den leergang werd aan ieder der deelnemers weder een omslag uitgereikt, waarin de door de voordragers saamgestelde schetsen van de te houden voordrachten zijn vervat. De leergang werd besloten door groepsgewijze bezoeken, onder deskundig geleide, aan drie afdeelingen van het Kol. Instituut en aan het Museum van Kunstnijverheid.
Wij behoeven wel niet uit te weiden over de groote beteekenis, die een dusdanige voorlichting heeft voor de kennis van Insulinde in Nederland. Immers al die 124 deelnemers brengen de verworven kennis in toepassing bij hun onderwijs aan een niet onbelangrijk gedeelte van Nederlands jeugd.
Ten slotte had het Comité ook bemoeiingen met koloniale litteratuur: 296 boekwerken werden tegen verlaagden prijs verkocht; de koloniale boekenverzameling vertoefde achtereenvolgens te Almelo Arnhem, Amsterdam, Oegstgeest, Hengelo; ‘de berichten, welke over het gebruik worden verstrekt, geven de overtuiging, dat deze verzameling aan haar doel beantwoordt’.
Gaarne breng ik hulde aan den arbeid van dit Comité, die zeker goede vruchten zal afwerpen. Indien Afdeelingen van het Algem. Nederl. Verbond zich er voor willen spannen om in hunne omgeving gedurende den komenden winter een leergang of lezing te doen houden, dan kunnen zij inlichtingen bekomen bij den volijverigen secretaris van het Comité, dr. Zeylstra te Deventer.
Wat de lezingen betreft, gold tot dusverre de regel, ‘dat het Koloniaal Instituut voor de reis- en verblijfkosten en voor de vergoeding aan den spreker zorgde, terwijl de plaatselijke vereenigingen zorg droegen voor zaal, lantaren met bediening en bekendmaking.’