Neerlandia. Jaargang 26
(1922)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbespreking.Verzuimd Brasil.Herman Wätjen: Das holländische Kolonialreich in Brasilien. - M. Nijhoff, 's-Gravenhage 1921.Een merkwaardig boek! Men kan het opslaan, waar men wil, in voorrede, 1ste. 2de of 3de boek, d.w.z. bij de eigenlike geschiedenis (I), de toestanden in Brazilië tijdens de Hollandse bezetting (II), of het handelsleven (III), overal is het belangwekkend. De eigenlike geschiedenis leest men als een boeiende roman met droevige afloop. Maar er trillen dan inwendig snaren van hevige verontwaardiging, die men door stoïcijnse berusting met moeite weer tot rust kan krijgen. Hoe geweldig had dat alles zich kunnen ontwikkelen! Willem Usselinx, de naar het grootse hunkerende Antwerpse jonge koopman, die na 1585, toen Parma zijn stad nam, naar Amsterdam gevlucht was, had het grootse plan, dat Holland nederzettingen zou stichten aan de overzijde van de Atlantiese Oceaan en met die kolonisten handel zou drijven, de verhouding dus van Engeland tot Canada b.v. Pas in de tweede plaats zag hij in de op te richten kompagnie een wapen tegen Spanje. Het was wel verklaarbaar, maar noodlottig, dat de W.I.K. de verhoudingen omkeerde, eerst aan strijd dacht en dan tegelijkertijd handelsvoordeel wou behalen, twee zaken die niet samengaan op den duur, tenzij men varen ter kaapvaart en veroveren van zilvervloten handelsvoordeel gelieft te noemen. Een tweede fout was de aardrijkskundige vergissing, dat de W.I.K. als haar zustervereniging in de Oost een monopolie dacht te kunnen handhaven. De Oost heeft maar twee toegangen voor de praktijk van de vaart dier dagen, de straat van Malakka en straat Soenda. Wie daarvan meester is, behoeft van Europa uit geen inval te duchten, de gestrekte, vaak steile kusten van Sumatra en Java zijn voor zeilvloten te gevaarlik. Maar de West ligt open: wie varen wil, vaart naar de lange kusten van Noord- en Zuid-Amerika, die niet te bewaken zijn en waar oude volken als de Spanjaarden en Portugezen hun weg evengoed konden vinden als een nieuw volk als het Engelse. De Atlantiese Oceaan de wereldstraat van het verkeer! En daar hebben wij toch, aan de westkant van die straat, onze prachtige staatsgebouwen gesticht, in het Noorden Nieuw-Amsterdam, niet op waarde geschat, omdat het geen muskaatnoten noch kruidnagelen leverde; ons afgenomen door een nieuw opkomend handelsvolk, dat er zijn New-York van maakte; in het Zuiden Brazilie, waar een wijs en krachtig man als | |
[pagina 95]
| |
Johan Maurits v. Nassau ons een grote staat had kunnen stichten, wanneer niet bekrompen winstbejag van de Heren Regenten der W.I.K. het hem onmogelik gemaakt had; waar alles verzuimd is wat kon strekken tot handhaving, zodat het een prooi kon worden van een volk als de Portugezen, waar de tijdgenoot-Hollander niet dan verachting voor had. Waarlik, het is een verlies, of in New-York de voornaamste huizen aan de Broadway in handen zouden gekomen zijn, tijdens de laatste oorlog, van ... de Duitsers. En dan te weten, dat dit ten minste niet gehoefd had; dat het ten gevolge gehad heeft, dat wij van de eerste rang als koloniale mogendheid teruggedrongen werden tot de toestand van Spanje, dat ook zijn deel van de wereld nu eenmaal had en daar niet buiten kon komen - er later wel uit. Dan vast te stellen, dat het mogelik ook alleen de afgelegenheid van onze Oost geweest is, die ons bewaard heeft voor een soortgelijk smadelik verlies van Insulinde. Moest niet Jan P. Koen op dezelfde wijze bij de Heren Zeventien te keer gaan en hun altijd maar weer voorhouden, dat er iets groots kon verricht worden in de Oost! Klonk zijn: ‘Dispereert niet!’ anders dan als een hoon, omdat de Heren bewindhebbers wèl dispereerden: het raakte hun duiten! Evengoed als de Heren Negentien met de wanhoop in 't hart berekenden, hoeveel de uiterlike praal der Regering van Johan Maurits hun wel kostte. Enfin, zuchten baat niet, maar ook nu nog blijven heren bewindhebbers, al hebben ze andere pakjes aan en andere namen, zich zelf gelijk en vergeten al te vaak de oude spreuk: ‘De cost gaet om de baet uyt’, die echter (om eerlik te zijn) wel eens in botsing komt met die andere, welke aanraadt kerk en toren midden in 't dorp te houden. 't Is de kunst het juiste ogenblik te kiezen voor een van beide. Intussen is er niets van al ons Braziliaans bestuur over dan de herinnering en wie daarvan nu eens goed op de hoogte wil komen, hem kan ik geen beter raad geven dan de lezing van dit boek. Het is onder de hand van de schrijver geworden tot een lofrede op het talent, de toewijding, de gematigdheid van inzicht en -godsdienstopvatting van Johan Maurits, die er niet voor terugdeinsde om een parlement van de Portugese schepenen en de aanzienlikste ingezetenen bijeen te roepen (1640) ‘das erste Parlament, das in Südamerika tagte und das auf lange Zeit das einzige blieb’. Men moet dat lezen, met welk een smart en somber voorgevoel allen hem zagen heengaan, toen de tegenstand van de Heren in den Haag hem te machtig was geworden. Een ware triomftocht van Olinde langs de kust, waarbij van heinde en ver de inboorlingen en Portugezen toestroomden! En de Joden van Mauritsstad boden hem, als hij zijn plan maar wou opgeven, een halve rijksdaalder voor elke kist suiker, wat een aardig jaarliks inkomen zou gemaakt hebben met nog het geschenk van f 3000.- jaarliks. Ja, zij zeiden: ‘dat ons geen prijs al waer 't oock onze eygen bloet te swaer vallen soude om hem te coopen en mogen hebben’, als hij maar te bewegen was geweest tot blijven. Zijn ‘politieke testament’ doet aan Willem de Zwijger denken. En dan - hij is nog niet weg, of de opstanden en het opdringen van de niet onderworpen Portugezen beginnen heviger en heviger. Maar, wat hij in 7 jaar heeft opgebouwd, is toch eerst in 10 jaren (1644-1654) kunnen vernietigd worden: dan trekt de voorhoede der vijanden (27 Jan. 1654) het Recief binnen en het einde komt. Ook de Nederlandse Staat, die te laat met hulp kwam, kon de ramp niet keren en alleen er nog 8 miljoen voor krijgen bij de vrede met Portugal in 1661. En het is dan meteen het begin van het einde van onze Koloniale grootheid, zoals Usselinx zich die gedroomd had en zoals zich die in Engeland daarna heeft kunnen ontwikkelen. ‘Van Jacatra begon de victorie, van het verwonnen Recief de nederlaag’. (S. Kalff. 't Verzuimd Brasil) Wie nu echter meer zoekt dan de beschrijving der geschiedkundige feiten, vindt over het koloniaal bestuur en het geldwezen van Nieuw-Holland (zo heette Brazilie bij ons), over het godsdienstvraagstuk: de verhoudingen tussen Calvinisten, Katholieken en Joden; de zwarte bevolking en de blanke vrijburgers; de woningtoestanden en de zedelikheidsverhoudingen, straffen; strijd tussen vrijhandel en monopolie; handelsomzet en waarden der artikelen enz. enz. kostelike gegevens in dit boek, dat in mijn ogen maar één gebrek heeft, dat het n.l. niet in onze eigen taal geschreven is, wat echter van een Duitser niet te verwachten is. Zelfs menig Nederlander schrijft zijn wetenschappelike boeken in het Duits.Ga naar voetnoot1) Ik kan het dus niettegenstaande dat bezwaar ten zeerste aanbevelen.Ga naar voetnoot2) J.B. SCHEPERS. |
|