Nederland.
Nederland in den Vreemde.
Verschenen is het jaarverslag van de Vereeniging ‘Nederland in den Vreemde’ over het jaar 1921, waaruit wederom blijkt op welk een krachtige wijze de Vereeniging werkzaam is geweest om in het buitenland de propaganda voor Nederland te voeren. Het verslag van de werkzaamheden der vertegenwoordigers in het buitenland toont, hoe deze heeren door artikelen in bladen, door lezingen of tentoonstellingen de aandacht in den vreemde voor ons land weten te wekken.
Vooral de rolprent ‘Nederland’ blijkt een ware triomftocht over heel de wereld te maken terwijl steeds nieuwe aanvragen komen om de rolprent toe te zenden.
In de verslagen van de verschillende commissies is te lezen hoe b.v. de Spaansche Commissie haar taak bekroond zag door de schitterend geslaagde Nederlandsche week in Madrid in Mei van het vorig jaar, waarvan toen alle bladen opgetogen verslagen gaven.
Ook dit jaar blijkt het ledental wederom te zijn toegenomen, hoewel niet in die mate, als het Bestuur wel zou wenschen om zijn plannen ten uitvoer te kunnen brengen. Het ledental is echter de 1000 reeds overschreden, terwijl 10.000 geschriften door het secretariaat werden verzonden.
Ook wist het Bestuur te zorgen dat verschillende groote bladen in het buitenland, zoowel dag- als weekbladen Holland-nummers uitgaven.
Het uitgebreide verslag, dat 67 bladzijden telt en getuigenis aflegt van een krachtig streven en een frisch initiatief, waarvan het Secretariaat Plantage Middenlaan 1, Amsterdam het uitgangspunt is, besluit de beschrijving der werkzaamheden der Vereeniging met de volgende uiteenzetting van het werk en de taak van de Vereeniging:
‘Men bedenke daarenboven, dat niet alleen vaderlandsliefde de grondslag is, waarop ons bouwwerk steunt. Wij dragen ook bij aan de verbroedering der menschheid door juiste begrippen te verspreiden over een volk met een grootsch verleden en een zeer belangrijk heden, maar dat ook een grootsche toekomst heeft. Wanneer wij allen de handen ineen slaan en vooral in dezen zeer ernstigen en moeilijken tijd ons niet laten neerdrukken, maar met frissche kracht aan het werk gaan, zullen de verwoestingen, die de oorlog ook in ons land heeft aangericht, spoedig hersteld zijn, en zal Nederland den weg, die leidt tot welvaart en ontwikkeling, en die vóór den corlog met zooveel kracht en moed was ingeslagen, met goeden uitslag kunnen vervolgen.’