Neerlandia. Jaargang 26
(1922)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
Antwerpen begroet geworden. Ook in Nederland is Dr. De Gruyter, die o.m. te Valkenburg herhaaldelijk met het ‘Vlaamse Volkstoneel’ in het openlucht-theater optrad, gewis geen onbekende en zal dit nieuws met voldoening worden vernomen. Reeds in 1909 wist de 23-jarige De Gruyter in Vlaanderen een ‘Vereeniging voor Tooneel- en Voordrachtkunst’ op te richten. Eerst vertoonde dit gezelschap ‘Philoktetes’ en andere klassieke stukken 's zomers in de bosschen van St. Martens Laethem., in de heerlijke Leiestreek nabij Gent, maar het reizen en trekken zat zijn aanvoerder in het bloed en spoedig trok de ‘Vereeniging’ van Oost naar West, heel Vlaamsch-België door, zooals thans nog het ‘Vlaamse Volkstoneel’ onder dezelfde leiding dag aan dag doet. De Gruyter maakte den oorlog als onderofficier mede;Dr J.O. DE GRUYTER
evenals de meeste Vlaamsche intellectueelen, die in de gelederen van het Belgische Yzerleger stonden, bleek hij - naar de meening van zekere opperofficieren - niet de gewenschte hoedanigheden te bezitten om het tot den rang van officier te brengen. De Gruyter was echter de man niet om zich daaraan te storen; al dadelijk richtte hij te Hoogstade-Linde een studiekring op, die later, als... staatsgevaarlijk, op bevel van de militaire overheid, werd ontbonden: De Gruyter had er namelijk een voordracht over Guido Gezelle gehouden. Na dezen eersten tegenslag, die hem, als alle krachtige naturen, tot verder doorwerken aanspoorde, rijpte bij hem het plan om, naast het Fransche ‘Théâtre du Front’, dat slechts 20 pet. van de Belgische soldaten kon bereiken, voor de 80 pet. Vlamingen ook een ‘Vlaamsch Fronttooneel’ in het leven te roepen. Na talrijke vruchtelooze pogingen, na veel tegenwerking te hebben bekampt en veel verdachtmaking te hebben getrotseerd, mocht deze taaie Gentenaar zegevieren: het Vlaamsche Fronttooneel kwam er en bleef er, alle kleinzielig geknoei en onderduimsche of openlijke tegenkanting ten spijt, tot na den wapenstilstand. Het zou mij te ver brengen wilde ik hier verhalen hoe De Gruyter er in slagen mocht honderden malen, door duizenden en nog duizenden Vlaamsche ‘piotten’, waarvan velen nooit een tooneel hadden gezien, in tochtige barakken of dompige zalen en in de meest ongunstige voorwaarden, ‘Starkadd’ en ‘Freuleken’ te doen smaken. Wat Dr. De Gruyter dáár heeft gedaan voor de Vlaamsche volksziel kunnen alleen de frontsoldaten - en steller dezer enkele regelen behoorde tot hen - die hem achter den Yzer aan het werk hebben gezien, naar waarde schatten. Voor het steeds reizende ‘Vlaamse Volkstoneel’ dat, tot in de kleinste vlekken van Vlaamsch-België goede kunst wist te brengen, en niets anders is dan de voortzetting van het ‘Vlaamsche Fronttooneel’, is de vereerende benoeming, welke zijn leider te beurt mocht vallen, misschien eerder een beproeving dan een weldaad. Toch is het waarschijnlijk te achten dat Dr. O. De Gruyter, als bestuurder van den Nederlandschen Schouwburg te Antwerpen, nog grooter diensten zal weten te bewijzen aan de Nederlandsche beschaving in Vlaanderen dan hij, tot nog toe, als leider van het ‘Vlaamse Volkstoneel’ kon doen. En daarom ook is het, dat alle rechtgeaarde Vlamingen, die zijn taaie wilskracht en zijn hooge artistieke begaafdheid kennen, er zich over verheugen hem op dezen nieuwen en voornamen strijdpost te zien.
M.L. |
|