Nederlandsch ook als ‘taal voor hoogere aangelegenheden des geestes’. Hij oordeelde zelfs, in de overdrijving die hem eigen was, dat het zich daartoe beter leent dan andere talen.
Voor het Nederlandsch stond hij pal als een ridder zonder vrees of blaam en zijn persoonlijkheid was den Vlamingen een levend argument tegen de bewering hunner haters, die de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool vreezen, dat onze taal voor wetenschappelijk onderwijs ongeschikt zou zijn. Hij oordeelde:
‘Het alledaagsche klappen van den gewonen Vlaming, waarbij ik voor mijn deel mijn hart voel opengaan, moge aan menigeen niet al te schoon in de ooren klinken; dat echter neemt niet weg, dat de spraak van Vlaanderen de taal is van Holland, dat ik mijne moedertaal herkend heb tot in de herbergen van het onder het Fransch bedolvene Brussel, en dat er van eene minderwaardigheid dier taal zoo weinig sprake behoort te zijn, dat zij eene van de hoogst ontwikkelde ter wereld heeft te heeten.’
PROF. BOLLAND. (teekening van Felix Hess.)
Bolland spaarde de Vlamingen niet, die hij vermuilezelden schold, maar ook meewarig aansprak als ‘Afgesnedene en van Uwe eigenlijke maagschap vervreemde, aan een vreemden geest verkochte en overgeleverde stamgenooten, vreemdelingen Gij in eigen land, het land van den ouden Vlaamschen leeuw, op eigen grond gehoond alsof Uwe taal, onze taal, de taal onzer voorouders, de taal onzer moeders, onze edele Nederlandsche taal niet meer was dan een gebrabbel van knullen en kinkels.’
Geen wonder, dat de leermeester der zuivere rede ook streed voor zuiver houden onzer taal. Als bewijs schrijven we uit zijn spreuken de volgende over:
39-II. De Hollandsche rede laat in hare zuiverheid een zuiver Hollandsche rede hooren, om zooveel doenlijk uitheemsche woorden over te laten aan inheemsche dwaasheid.
198-II. Vreemde woorden, dwaze woorden.
Welk een schoon licht werpt ook het door Prof. v.d. Vlugt in de N. Ct. meegedeeld voorval uit den tijd van den Boerenoorlog op het karakter van Bolland. Het gold een prachtige zeer voordeelige aanbieding uit Engeland om als ‘Gifford-lecturer’ op te treden. Maar hoewel het aanzienlijke honorarium hem in staat zou hebben gesteld aan een lang gekoesterden wensch gevolg te geven - het koopen van een beter huis met het oog op de zwakke gezondheid zijner vrouw - sloeg hij het aanbod af. Zijn geweten verbood hem iets te aanvaarden uit de handen dier Britten, die het recht zijner stamgenooten daar ginds vertrapten en er de vrouwen en kinderen vermoordden in de concentratiekampen.
Hoe deze geniale geleerde over vaderlandsliefde dacht, kan men in het motto dezer maand lezen.
Voorwaar ‘he was a man’, een goed vaderlander, in veel opzichten een voortreffelijk stamgenoot, waarop ons volk tegenover de wereld roem mag dragen.
v.S.