Nederland.
Nederland op zijn best.
Was het reeds een eer dat Mr. B.C.J. Loder, lid van den Hoogen Raad der Nederlanden, het vorig jaar benoemd werd tot lid van het Permanente Hof van Internationale Justitie, als een hooge onderscheiding voor ons land mag het geboekstaafd worden, dat deze 72-jarige rechtsgeleerde uit het land van Hugo de Groot en Asser 3 Februari j.l. benoemd is tot voorzitter van dit Hof.
15 Febr. had de plechtige openingszitting in het Vredespaleis plaats in tegenwoordigheid van onze Koningin, de Koningin-Moeder, den Prins en vele vooraanstaande hoogwaardigheidsbekleeders uit binnen- en buitenland. Van de redevoeringen trok het meest onze aandacht die van den voorzitter, waaraan deze welsprekende gedeelten zijn ontleend:
‘Het is geen spel van het toeval, dat gedurende den langen weg van voorbereiding, die het Hof heeft doorloopen, zijn stichters er nooit een oogenblik aan hebben getwijfeld, dat dit land als zijn werkelijke geboortegrond moest worden aangewezen.
De tuinier. die een kostbare plant, welke hij in hooge waarde houdt, aan de aarde wil toevertrouwen en welker groei hij wil bevorderen, kiest eerst met zorg den grond, die de eigenschappen bezit, welke voor hare ontwikkeling geschikt zijn.
Het Permanente Hof van Internationale Justitie is zulk een kostbare plant; haar tuinier is de geheele wereld, die van haar een nieuw tijdperk van geluk verwacht, den bloei van recht en rechtvaardigheid. Maar om haar te doen wortel schieten en ontwikkelen tot een boom met sterken stam, met lange en sterke takken en een gebladerte onder welks schaduw de volkeren kunnen rusten, is noodig een vruchtbare bodem, door de eeuwen heen gedrenkt met de begrippen van orde en vrijheid; vrijheid van geweten en van geest, vrijheid van handelen voor een ieder, orde die altoos het recht van anderen eerbiedigt, zoodat het begrip van vrijheid niet een phrase maar een werkelijkheid wordt.
Die bodem is bij uitnemendheid het deel der aarde dat Nederland wordt genoemd.
Mr B C.J. LODER.
Het is evenmin een spel van het toeval dat zoo dikwijls deze grond gekozen is voor de vredelievende bijeenkomsten der volken.’
‘Het goddeloos sophisme, dat het recht ten slotte niets anders zou zijn dan de georganiseerde en gereglementeerde macht, brutaal en willekeurig in haar wezen, moet in het vervolg worden afgewezen om plaats te maken voor het goddelijk beginsel, dat elk bestaan in deze wereld rusten moet op orde en harmonie, instelling van God en door Hem zelven den menschen opgelegd en dat in één woord het beginsel van het goede en van rechtvaardigheid, een werkelijk bestaan heeft. Rechtvaardigheid gekristalliseerd in de instellingen der menschen en het verkeer van individuen en volken, dat is het Recht.’