deren. Een komitee van ijverige dames, bestaande uit de dames Schoeler-Ockerse, Mevr. Prof. Bodenstein en Bremer, had onder ere-voorzitterschap van Mevrouw van Oven, wonderen verricht. Van verschillende firma's hadden zij geschenken ingezameld en onder deze goede gevers moeten in 't biezonder worden vermeld De Nationale Pers Boekhandel, De Holl.-Afrik. Uitgevers Mij, (Dusseau), Het Afrikaner Handelshuis en de grote Engelse firma Stuttaford Ltd., terwijl de fraaiste dingen waren ingezonden door de goede vriend van 't Verbond, de heer Bremer van Woodstock. Ook moet nog genoemd worden, de heer Bartels, die van het ‘Hollands Chokolade Huis een grote verzameling lekkernijen had gestuurd. Voegt men daar nog bij hetgeen door al de dames was gedaan en geleverd, dan kan men zich voorstellen, dat de geschenken voor de kleinen talrijk en fraai waren. De heer Luyt van Stellenbosch vertoonde op meer dan meesterlike wijze ‘'n echte Amsterdamsche poppekast,’ Jan Klaassen, zo bleek het duidelik uit de verrichtingen, is nu ook aan de Kaap komen wonen, doch heeft 't nog steeds te kwaad met een biezonder forse politie-agent, die door een samenloop van alsnog niet volkomen opgehelderde omstandigheden, zich ook in 't histories Van Riebeek-land metterwoon gevestigd heeft. De jeugd genoot en was niet karig met betuigingen van onverdeelde bijval. Men voerde spelen en ‘sports’ uit. De ouders, die in grote getale medegekomen waren, lachten hartelik. Het zingen van de verschillende liedjes liep goed van stapel en de kleine Afrikanertjes kunnen nu al een beetje beter meezingen. De heren Besseling, Bremer, Schoeler en anderen hadden 't zeer druk, doch alles ging geregeld en mooi. De kinderen hadden een prachtige namiddag en gingen opgetogen naar huis. De ouders waren allen zeer erkentelik en krachtige hoezee's werden er aangeheven voor allen, die aan 't grote sukses van de dag hadden
medegeholpen.
⋆ ⋆ ⋆
Op 30 Augustus, des avonds, in de prachtige, nieuwe zaal van het Royal Hotel, werd er door een kommissie, gemachtigd door het A.N.V. een werkelik luisterrijk feest gegeven. Onder de aanwezigen mogen worden genoemd: de Waarn. Konsul-Generaal der Nederlanden en Mevrouw von Oven, Sir Frederic en Lady de Waal (Administrateur van de Kaapprovincie), Raadsheer Caldicott Gardiner, Burgemeester van Kaapstad en Mevr. Gardiner, Oud-president en Mevr. Reitz, Dr. W.J. Viljoen, Superintendent Generaal van Onderwijs en Mevr. Viljoen, Rechter en Mevrouw van Zijl, de heer Leweis Mansergh, Provinciale Sekretaris, Vice-Konsul Jac. Loopuyt (Voorzitter) en Mevr. Loopuyt, Dr. en Mevr. Verloren van Themaat (Stellenbosch), Prof. en Mevr. Bodenstein en een honderdtal andere bekende dames en heren uit deze samenleving. De toiletten der dames en de onberispelike avondkleeding der heren, onder wie alle bekende professoren, dokters en zakemannen geteld werden, maakte in de fraaie zaal met de deftige versiering van rode, witte, blauwe en oranje bloemen in zilveren vazen een betoverende indruk. Aangenaam was het overal de vrolike Hollandse stemmen te horen in de foyers en kleedkamers.
Alles was op de meest voortreflike wijze geregeld en terwijl de voorzitter met de voornaamste gasten aan één kant van een lange tafel, die sober met vlaggedoek getooid was, plaats nam, zaten de overige in aardige groepen verdeeld aan ronde tafels, voor ongeveer zes personen elk. Aangenaam deed het allen aan de kranige gezagvoerder van het s.s. ‘Jagersfontein,’ Kapt. van den Endt, met zeven van zijn staf aanwezig te zien. Het schip was toevallig in de Kaapstadse haven en hoewel het uurtje van vertrek reeds was aangebroken, wisten verschillende telegrammen de algemeen geachte hoofdagent te Durban te bewegen, de heren in staat te stellen, het banket bij te wonen. Iedereen was blij die heren, in hun keurige uniformen, die zo'n echt Nederlandse indruk maakten, welkom te heten. Reeds enige dagen te voren had de heer Schoeler een radiogram ontvangen, verzonden van de Kenilworth Castle, toen nog op grote afstand van de Kaap, van Generaal Smuts, waarin deze mededeelde, dat, indien de omstandigheden het toelieten, hij gaarne aan 't feest zou deelnemen. Ongelukkigerwijze kwam de Kenilworth die dag eerst laat in de namiddag aan, moesten er deputaties van werkelozen ontvangen worden en waren zowel Minister Smuts als Minister Malan verplicht zich te laten verontschuldigen voor 't feest, hetgeen volkomen verklaarbaar was. Ook hoofdrechter Sir John Kotzé, moest zich wegens ongesteldheid het genoegen ontzeggen. Een flinke zakelike en hartelike toespraak werd gehouden door de Waarn. Konsul Generaal der Nederlanden en de heildronk op Koningin Wilhelmina werd met overweldigende geestdrift door alle aanwezigen beantwoord. Vrolik klonk de muziek, vrolik het gejuich.... alles schitterde in kleurenpracht.... het was een niet te vergeten oogenblik. Toen werd er om stilte verzocht en droeg Mevrouw A.F. Sievers met heldere stem het volgende gedicht van de heer J.L. Schoeler, de Sekretaris onzer Afd. Kaapstad, voor:
Nederland en koningin Wilhelmina.
O, Bron van goed... o land van edele deugd....
Oud Nederland... o land van krachtig streven,
't Zij dat er droefheid was, of wel in tijd van vreugd,
Uw voorbeeld wekte op tot nieuw en beter leven.
In heel wat bang verhaal van oude donk're tijden,
Van oorlog en van haat, verdrukking, bitter lijden,
Was 't steeds de Geest van Neerland, groots, veerkrachtig,
Die opwaarts streefde, onvervaard en machtig.
O. land zo vrij, o land van wijze wetten,
Rechtvaardigheid. geleerdheid, kunst en taal,
In alle die mocht steeds ge 't voorbeeld zetten,
O Land, zo lief en zacht en toch zo sterk als staal!
Van U, Neerland, ging uit, reeds in uw prilste jaren,
Een sterke geest van licht..., in alles te ontwaren.
En heel de wereld bleef van U verwachten,
Dat licht, dat schijnen zou in donk're nachten.
O Geest van Goed.... de geest van ons verleden!
De zachte stem, die fluist'rend zich doet horen!
Geest van ons lied, van psalmen en gebeden...
De stem van schoonheid, kunst, die volk'ren kon bekoren,
Geest, die ons heeft bezield in bang' en blijde dagen,
Geest, die tans met ons is, en verder ons zal schragen,
Geest van ons Volk, ons Land, Geest van de Nederlanden,
Door U zijn wij vereend, met kracht'ge, sterke banden.
Gelukkig is het land, waar een Vorstin regeert,
Die zelf bezit de deugden die wij eren,
En door voorbeeldig woord en daad het volk steeds leert,
Hoe het die deugden kan ontwik'len en vermeren.
Laat klinken, Nederlander, waar ge ook moogt wonen,
De lof van uw Vorstin in luide, blijde tonen.
Steeds willen wij met liefde aan haar denken,
Steeds onze eerbied, hulde en achting schenken.
Nadat Mevr. Pattet, een Afrikaanse dame, in voortreflik Hollands het Koninginnelied van Hullebroeck, begeleid op de piano door Pierre de Beer, gezongen had, traden de vier en twintig bedienden wederom naar voren en werd er met vernieuwde krachten aandacht geschonken aan de rijke maaltijd en de uitstekende Kaapse wijnen, tot aanstonds het woord gevraagd werd voor Sir Frederic de Waal.
Dikwijls vraag ik mij af, of ge in Holland die merkwaardige man wel kent en op prijs stelt. Daar stond hij, de oude krasse heer, met zijn schrander Hollands gezicht en zijn gewoon Hollands stemgeluid, bedekt met grote ridderorden..... een Hollander. En die man legde daar in warme woorden getuigenis af van zijn liefde voor 't oude vaderland en van zijn achting