Afd. Berlijn.
Zondag 28 Augustus vierde de Hollandsche Kolonie in Berlijn den verjaardag van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina. Te zeven uur was de aanvang bepaald, maar reeds veel vroeger vulde een groot aantal feestgangers van beiderlei kunne en verschillenden stand, de zaal.
De feestcommissie had eer van haar werk; bij het binnentreden ontving men behalve een programma, een oranjebloem voor het knoopsgat, op vriendelijke wijze uitgereikt door Mevr. en Mej. Knoops, terwijl de zaal met smaak, sober versierd was. Voeg daarbij een keur van mooie dameskleedjes, gedragen door nog mooiere dames, en ge kunt U den feestelijken indruk voorstellen.
De voorzitter van het Comité, Kolonel Jhr. Wittert, opende den avond met een keurige toespraak, die bezegeld werd door een driewerf Hoezeel voor onze Koningin. Toen toog de heer Knoops aan 't werk, die voor alles had zorg gedragen.
Het eerste deel van den avond was gewijd aan muziek en zang, het tweede aan de danskunst.
Allereerst was het mevr. Käthe Perk, die een paar luid toegejuichte nummers zong. Ons medelid, de heer P. van Ravenstein, leerde ons nog eens, hoe Hollandsche liederen het gehoor streelen, voornamelijk wanneer zij zoo voorgedragen worden.
Mej. Evie Bos toonde ons in een drietal nummers wat men verstaat onder moderne dansen; een luid handgeklap en bloemen waren haar welverdiende loon.
Toen kwam de dans voor allen aan de beurt, en toen de deelnemers, en vooral deelneemster, de vermoeienis van deze sport gevoelden, kregen zij een poosje rust, in welke een Tombola werd gehouden.
Na afloop hiervan ving de dansmuziek weder aan. In de vroolijkste stemming ging men ongeveer twaalf uur uiteen.
De leden van Hollandia (Afd. A.N.V.) besloten op hun vergaderavond nog een nafeestje te vieren, waaraan 30 Augustus door het zingen van een Vaderlandsch lied en een dansje gevolg werd gegeven.
In den loop van den avond werd er nog eens op gewezen wat wij aan onzen voorzitter, den heer Knoops, bijgestaan door zijn vrouw en dochter, ten opzichte van het inrichten van feesten te danken hebben.
Op welke wijze de aanwezigen met den spreker instemden, zal ik maar niet beschrijven; zoo iets moet men zien, om het naar waarde te beoordeelen.
J. WEBER, Secretaris.