Neerlandia. Jaargang 25
(1921)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-Indië.Afd. Sumatra's Westkust.13 April j.l. had deze Afd. het genoegen Dr. H.J. Kiewiet de Jonge in de Sociëteit ‘De Eendracht’ te Padang te zien. Nadat de stichter van ons Verbond ook reeds eenige dagen te voren tweemaal een voordracht had gehouden te Fort-de-Kock, hadden Padangs ingezetenen 't genoegen den Eere-Voorzitter van het Hoofdbestuur voor zijn vertrek per ‘Insulinde’ op 15 April, ook nog te hooren. 't Volgende verslag der voordracht ontleenen wij aan de ‘Sumatra-Bode’: De voordracht door dr. H.J. Kiewiet de Jonge gehouden, was slechts matig bezocht. De voordracht leed echter door dat feit niet; de heer K.d.J. besprak zijn onderwerp met vuur en overtuiging. De heer Van der Veen sprak eenige woorden tot inleiding, waarna de spreker van den avond het woord kreeg. In populairen vorm behandelde hij de verschillende groote afdeelingen van onze taal: het Nederlandsch, het Vlaamsch en het Afrikaansch. Van de beide eerste werden eenige stukken voorgedragen o.a. uit ‘Ridder Halewijn,’ waarbij het verschil in de forsche wijze van uitdrukking van ons noordelijk Nederlandsch scherp tot uitdrukking kwam tegenover het meer zoet vloeiende van het vlaamsche zuid-Nederlandsch. Spreker schetste den droevigen toestand der Vlamingen t.o.v. hun taal na de afscheiding van België en Nederland. Hij waarschuwde tegen veroordeeling der Vlamingen op grond van het laten kwijnen van hun taal er op wijzende, dat men ook in Noord-Nederland in 1813 reeds aardig op weg was in de lijn van verfransching, voornamelijk bij de hoogere standen, terwijl de Vlamingen sedert 1830 rechtstreeks onder franschen invloed, uitgaande van hun landgenooten zelf, bleven, totdat zij ten laatste, toen zij gevoelden, dat hun taal op het spel stond, alles deden tot deelneming aan de ‘Nederlandsche Taal- en letterkundige congressen,’ waartoe hun de toegang een tijdlang ontzegd was gebleven. Noord-Nederlanders en Vlamingen werden daardoor weer vereenigd. Dat dit volkomen juist geacht moet worden, bewees spreker uit de geschiedenis, welke leert, dat het Vlaamsch vóór het Noord-Nederlandsch reeds een cultuurtaal was, terwijl thans nog vele oud Nederlandsche woorden daarin te hooren zijn, die in onze taal reeds door andere, daarom niet minder Nederlandsch gevoeld en geacht, vervangen zijn. Ook het Z. Afrikaansch is Nederlandsch. Eerst nà de rondvraag, die op de voordracht volgde, kwam spreker tot een meer volledige bespreking van dit laatste. Tevens had Dr. Kiewiet de Jonge nog gelegenheid tot het bespreken van het verwijt, dat de ‘Indo-Europeanen’ door hem geheel ter zijde waren gelaten, hetgeen hij verklaarde geen verzuim te zijn, daar de Indo-Europeanen, daargelaten de enkelen, die bij vreemde consulaten zijn ingeschreven, in elk opzicht ‘Nederlanders’ zijn en door hem dus ook niet erkend kunnen worden buiten de rubriek Nederlanders te vallen. Na een woord van dank en het uitspreken van de beste wenschen van het bestuur der afdeeling voor den spreker en zijn sympathieke echtgenooteGa naar voetnoot1) voor een goede reis naar en een behouden aankomst in Nederland, werd de bijeenkomst gesloten. P. V.d.V. |
|