Nederland.
‘Letterkunde’.
Met aanhalingsteekens beteekent het de Leidsche Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, die 8 Juni j.l. haar 155en verjaardag vierde en door haar tegenwoordigen voorzitter, prof. dr. G. Kallf, de ‘aanzienlijke vrouw van oud geslacht’ werd genoemd.
Door de letterkundigen is zij vaak met een scheel oog aangezien, maar sedert prof. Huizinga in deze Maatschappij de kloof wist te dempen tusschen wetenschap en kunst, zijn haar aanzien en waardeering wederom gestegen, verscheiden oude en jonge letterkundigen van naam zijn benoemd (onder wien de Afrikaner Dr. Malherbe, dichter der Karroo-Blommetjes en de Vlaamsche geschiedkundige Dr. Foncke) en voor de eerste maal is de Letterkunde-prijs van f 1000. - toegekend en wel aan Jac. van Looy voor zijn prozawerk ‘Jaapje.’ Bedenkt men daarbij dat de directeur der Haagsche Post, de heer S.F. van Oss, gedurende drie jaar een gelijken prijs beschikbaar heeft gesteld, door de Mij. uit te keeren aan het letterkundig werk van een Nederlandschen schrijver niet ouder dan 35 jaar, waardoor de jongeren een kans krijgen en de mededinging van kunstenaars op de middaghoogte van hun talent niet behoeven te vreezen, dan beteekent 8 Juni voor de Nederlandsche schrijvers een verhooging, ook der stoffelijke waardeering, die door de technische bewerkers van het boek ‘de looze drukkeren en hunne metgezellen’ maar al te zeer in de verdrukking dreigt te komen.
Van dezen dag valt nog te vermelden een belangwekkende lezing van Mevr. Van Rhijn-Naeff over de scheppende kunst van den tooneelleider (regisseur) en