Neerlandia. Jaargang 25
(1921)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
Oost-Indië.De 3e Aflevering van den vijfden jaargang van het Geïllustreerde Weekblad ‘Indië’ is geheel gewijd aan Bandoeng in woord en beeld.
Hier vinden wij alleen het mooie van Indië: Vele prachtige gebouwen en panorama's van ‘de stad der toekomst’, zooals burgemeester S.A. Reitsma, die voor den tekst zorgde, Bandoeng terecht noemt. Alles wat daar wordt afgebeeld, maakt een heerlijken indruk. ‘Gaat dat zien, menschen!’ zeggen we onwillekeurig - ‘en koopt u een passagebiljet bij ‘Nederland’ of ‘R. Lloyd’ of ... komt dat wat duur uit... zorgt dan dat ge geregeld het weekblad ‘Indië’ (Haarlem, Gr. Houtstraat 93) kunt bezichtigen en lezen en dat ge althans deze aflevering onder de oogen krijgt. De tekst van burgemeester Reitsma is één doorgaand pleidooi voor Bandoeng's voortontwikkeling. Waar ik zelf, ruim 25 jaar geleden, hetzelfde doel nastreefdeGa naar voetnoot1), is 't geen wonder, dat ik mij met 't geestdriftige pleidooi van den heer R. gaarne vereenig. Een paar bijzonderheden mogen hier een plaats vinden. Klimaat. Op 2100 voet boven zeepeil, een klimaat als van Zuid-Frankrijk. Gem. temp.: 's morgens ± 65o F., 's middags 80o. Toeneming verkeer. Opbrengst van Station Bandoeng S.S. in 1887: 143.000, in 1897: 405.000; in 1917: 2 miljoen. Toeneming bevolking. In 1889: 18.000; in 1896: 29.000; in 1920: 102.000 (met bedienden en garnizoen 115.000). Wat de Europeanen betreft: In 1889: 339; in 1896: 1134; in 1921: 10658 (behalve de Eur. militairen en hun gezinnen). En dat gaat nog steeds crescendo, daar geleidelijk bijna alle Departementen en Diensten van elders naar B. worden overgebracht. Behalve hetgeen reeds geleidelijk is overgebracht, zullen er thans gevestigd worden: Gouvernementsbedrijven met zoutregie en mijnwezen; Post, tel., telef.; Staatssp. en tramwegen; Metereologisch Instituut; Inst. ‘Pasteur’ met de Landskoepokinrichting; Hooggerechtshof; Afd. Nijverheid (uit Buitenzorg); Art. Constr. winkel (uit Soerabaia); Werkplaatsen van den Postdienst en vele hoofdkantoren van particuliere zaken. Kortom - het stroomt naar Bandoeng. Nu wordt weer de strijd gevoerd of de Med. en de Jur. Faculteit daar zullen gevestigd worden; Weltevreden maakt aanspraken; Bandoeng niet minder; zal Bandoeng 't winnen? Waarschijnlijk! 't Lijstje van verlangen van burgemeester R. is nog veel grooter; ZEd. Achtb. wil gaarne alles naar Bandoeng trekken. Bandoeng als woonplaats. Er is al een gansche kolonie van ‘blijvers’, die er gemakkelijk betaalden of onbetaalden arbeid vinden. ‘Men vindt hier zijn kennissen, men geniet er van het heerlijke opwekkende klimaat; men behoeft niet te mopperen over mist, kou, dienstboden en belasting. Intellectueele genoegens. Kunstkring. Voordrachten en Concerten. Vermakelijkheidsbelasting: in 1918: f 47.000; in 1920: f 162.000; Symphonieorchest en Conservatorium in wording. ‘Er komt geen boot in Indië aan, of zij brengt Indische families mede, die de duurte, den belastingdruk, het personeel- en het woninggebrek in Holland ontvlieden om zich in Bandoeng te vestigen.’ Zoo'n krachtig zich ontwikkelende stad in die ontwikkeling bij te houden, is geen kleinigheid. Er is veel kapitaal noodig voor bouwbedrijf, grondbedrijf; waterleiding en pasars; ambtenaarswoningen en bouwcrediet; abattoir; omnibusdienst en stadstram; rioleering; Raadhuis. Burgemeester R. hoopt, dat een beroep op de geldmarkt met succes zal gedaan worden; en .... wij hopen 't ook. Ten slotte teekenen we bescheidenlijk in een hoekje van de verlanglijst aan: Een aantal boerenhoeven in de Preanger, die voor grooter Bandoeng zuivelproducten en levensmiddelen leveren.
* * * Een paar bemoedigende berichten ten slotte. I. De belangstelling in Insulinde neemt hier te lande toe en wordt steeds machtiger gewekt, ook door de Vereeniging ‘Oost- en West’. Indische avonden, Indische films trekken steeds meer de aandacht van duizenden in Den Haag en elders. Aan de Universiteiten zijn de Indische weken steeds meer geliefd en gevierd. Het kan niet anders of dit moet ten slotte ten goede komen aan onzen arbeid daar ginds. II. Naar ik uit goede bron verneem is ook de neiging om zich aan den Indischen Staatsdienst te verbinden in Nederland aangewakkerd. De Afd. Soerabaia van Groep Indië vroeg aan het Hoofdbestuur, krachtige pogingen aan te wenden ter bevordering van uitzending in grooten getale van Nederlandsche onderwijzers en onderwijzeressen. Vele stemmen in Indië van allerlei landaard doen zich in denzelfden geest hooren: ‘Zend ons goede onderwijzers voor den grooten ontwikkelingsarbeid, die gaande is; zend ons desnoods ook vreemdelingen (voegen sommigen er bij), maar wij willen goed onderwijs voor onze kinderen.’ Hoe is 't nu? Is de Jan-Salie-geest in Nederland te sterk geworden? Neen, het doode punt is overwonnen; 't was ook al voor een deel een gevolg van oorlogswee, van wantrouwen in Indië's toekomst. Erkend moet worden, dat er op 't oogenblik wel bezwaren zijn: De duurtegolf heeft ook Indië bereikt; dientengevolge klachten van alle ambtenaren, dat ze niet kunnen toekomen; 't is ook dáár dus een overgangstijd en vele tractementen wachten op verhooging. Alles zooals in Nederland en overal. Maar ... dit alles toegevende, heb ik toch vrijmoedigheid om menschen met levensdurf toe te roepen: ‘Gaat gerust naar Indië om er te blijven en vestigt u, na ommekomst van diensttijd, in of bij de groote stad op de hoogvlakte.’ 's Gr. v.L. |
|