Nederlandsch bij de luchtvaart.
Een berichtgever van de N.R. Crt. bracht in zijn artikel over de nieuwe groote vlieghaven van Rotterdam de vraag te berde hoe de man moet heeten in het Nederlandsch, dien de Engelschman noemt de groundmanager, de Duitscher de flugplatzmeister, de Franschman de chef de gare?
De heer W.J. L(ugard), hoofdredacteur van De Kampioen, oordeelt dat het antwoord z.i. voor de hand ligt: wij moeten hem in ons land eenvoudig noemen havenmeester, havenmeester bij de luchtvaart of havenmeester bij den vliegdienst.
Terecht heeft men de landingsplaatsen voor de luchtvaart vlieghavens genoemd. In aansluiting hiermede zouden wij liever het korte en duidelijke vluchthaven willen gebruiken in plaats van het lange noodlandingsterrein.
De luchtvaart heeft zooveel overeenkomst met de scheepvaart, dat volkomen gerechtvaardigd is overeenkomstige namen te kiezen voor overeenkomstige personen en zaken.
De schrijver pleit o.m. nog voor gebruik van het woord stuurman in plaats van pilote, voor loods in plaats van hangar en eindigt aldus:
Er waait thans zoo'n frissche wind door heel de beweging van de Nederlandsche luchtvaart; van het tijdperk der hooge hoeden, zwarte jassen en deftige redevoeringen, zijn wij in het tijdperk gekomen van de leeren stormkap, het leeren vliegbuis, de taal, de korte bevelen van den luchtvaarder.
De Koninklijke Maatschappij voor Luchtvaart besloot voortaan haar vliegtuigen uitsluitend door Nederlanders te laten besturen. Laat ons nu ook al dat uitheemsche, al dat, wat ons Nederlanders niet eigen is, overboord werpen en goed Nederlandsch gebruiken in onze Nederlandsche luchtvaart.