Weg met het Fransche woord ‘trottoir’!
- ‘Is dat niet de groote verdienste, het vaderschap van Maerlant (“vader der dietsce dichter algader”), den toch vrij pooveren dichter, geweest, dat hij uit al de hem bekende Nederlandsche gouwen de typische woorden en volksuitdrukkingen wist bijeen te garen, zoodat nu deze dan gene landsman in 't diepst van zijn hart werd gegrepen?’ -
(Dr. JAC. VAN GINNEKEN S.J.)
Geachte redactie, vergun mij een bescheiden plaatsje in het orgaan van ons Verbond, om een pleidooi te mogen houden voor een eigen, typische uitdrukking voor het Fransche woord ‘trottoir’, dat, hoewel in de z.g. betere kringen reeds ten deele burgerrecht verkregen hebbende, door groote lagen onzer bevolking toch nooit gebruikt zal worden en in ieder geval voor ons, Noorderlingen, bovendien een vrijwel onoverkomelijk bezwaar voor onze tong oplevert.
In de Friesch-Saksische gouwen van ons, aan dialecten zoo rijk, land, bestaat het-woord-trottoir-zoo-aardig-vervangende en kernachtige woord ‘riep’ of ‘riepje’, in Groningen, Drenthe, Zwolle en omstreken, algemeen in zwang. Waarom nu niet dit goed Dietsche ‘riepje’ opgenomen in onzen officiëelen woordenschat en onder de menigte gebracht? Dit woord zal toch waarlijk niet moeilijker inburgeren dan het uitheemsche en vermaledijde ‘trottoir’!
Weet gij, geachte redactie, een beter woord, gangbaar in één der gewesten van Noord of Zuid, dat gemakkelijker gemeengoed van ons Algemeen beschaafd Nederlandsch zou kunnen worden, zoo zeg het! - Mij tenminste zijn niet anders bekend dan omschrijvingen, als: ‘kleine steentjes’ of ‘verhoogd voetpad naast de te berijden straat’ enz.
Gij zult het immers met mij eens zijn, dat ‘stoep’ b.v. geheel iets anders uitdrukt! - Het woord riep, dat misschien in het Algemeen Beschaafd ‘rijp’ zou moeten luiden, - ofschoon wij ook van ‘iep’ (boom) en niet van ‘ijp’ spreken, - komt nog in verschillende plaatsnamen voor in het Noorden van ons land, zooals in: Hardegarijp, Goëngarijp, Dronrijp, Jortrijp, Zeerijp (prov. Groningen), De Rijp (Noord-Holland). Katrijp. De beteekenis van het woord schijnt met het Latijnsche ripa (verhooging, oever) samen te hangen; ook in het IJslandsch komt iets dergelijks voor.
Nu is het mijn meening, geachte redactie, dat, wanneer het Algemeen Beschaafd een eigen, kernachtig woord mist, wij niet alleen mogen, maar ook moeten putten uit de rijke bron van onze gouwspraken, waaruit immers onze schrijftaal is opgebouwd. En daar nu het Hollandsch-Frankisch, dat immers een leeuwenaandeel heeft gehad in de totstandkoming van ons Algemeen Beschaafd ten opzichte van ‘een wandelpad bijlangs eene straat’ schijnt te kort te zijn geschoten, - wel, zoo laat ons putten uit een onzer andere Dietsche taalelementen! - ‘Weg dus uit de school met alle ketterjagerij tegen een dialectwoord, waar het Algemeen Beschaafd er een te kort komt!’ (van Ginneken).
H.P. SCHAAP, jur. cand.
Groningen, Januari 1921.