Neerlandia. Jaargang 25
(1921)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZuid-Afrika.Hullebroeck in Pretoria.Ga naar voetnoot1)In het einde van November heeft Hullebroeck ook Pretoria bezocht. Afrikaners en Hollanders waren vol verwachting gekomen, reeds gehoord hebbende van het succes in andere steden. En werkelijk, ik geloof dat niemand teleurgesteld naar huis is gegaan. Zijn sympathieke stem en het zuivere Hollandsch deed ons allen aangenaam aan. De heer Hullebroeck vertelde op zijn boeiende manier iets over den strijd in Vlaanderen, over de verbastering van het Vlaamsche volk, ten opzichte van zijn eigen taal, en over den terugkeer van het volk tot zijn moedertaal, waartoe ook het Vlaamsche lied zooveel heeft bijgedragen. Er bestond ook daar een tijd, dat het Vlaamsch veracht werd, dat men de vreemde taal boven de moedertaal verkoos. De eerste avond, dat men daar Vlaamsche liedjes voordroeg, kwamen er vijftien menschen. Wel een getal dat boekdeelen spreekt. Later ging het beter, begon men te voelen, hoe mooi de taal was hoe men alles, de beste en edelste gevoelens van een volk slechts goed kan uitdrukken in zijn eigen taal. Wij dachten aan Zuid-Afrika, dat hetzelfde doorleeft als Vlaanderen en dat juist de laatste jaren zoo geweldig is vooruit gegaan ook op letterkundig gebied. Jammer, duizendmaal jammer, dat Zuid-Afrika een Emiel Hullebroeck mist. En nu kwam Hullebroeck ons Afrikaners en Hollanders zingen leeren. Hij koos teere liedjes uit het Vlaamsche volksleven, en droeg die voor, met zooveel gevoel, dat allen onder den indruk kwamen. Doodelijke stilte in de zaal bewees dit voldoende. Eerst het ‘Moederke alleen’. Zoo zingen de Vlaamsche moedertjes hun kinderen in slaap. En terwijl hij zong, begonnen zijn beelden te leven. Wij zagen de kantwerkstertjes, die de klosjes lieten vliegen, zoo luchtigjes en fijn. We hoorden het gelui der klokken over de zonnige Vlaamsche velden. en wij luisterden, luisterden met ingehouden adem. En toch zoo doodeenvoudig, die muziek en de woorden. Dit was iets anders dan de ‘Love-songs’, die we hier op zomeravonden door de vensters hooren klinken. Deze liedjes passen beter bij het Afrikaansche volk dat nog in veel opzichten zoo eenvoudig is. Toen de Vlaamsche studenten begonnen te zingen, toen werden de oud-studentenharten wakker, de heele zaal zong mee, omdat ze moest, ze kon niet anders. En dat is muziek! Het was de heer Hullebroeck, die het ons leerde. In het alledaagsche eentonige leven kwam deze avond als een oase, we vergaten voor een oogenblik politieke twisten en partijen, en wij zijn hiervoor den heer Hullebroeck heel dankbaar. Na de pauze werden Afrikaansche liedjes gezongen. | |
[pagina 38]
| |
O.a. het liedje van C.L. Leipoldt ‘Die Sterretjie’. Zoo teer en zacht klonk het: Fonkel, sterretjie, fonkel,
Hoog in die lug so blouw,
Kort is die dag en lang is die nag,
Dood is jouw skyn eer die son jou verwag;
Snel sal jouw glans in die more verflouw;
Fonkel, sterretjie, fonkel.
Als Afrika begint te zingen, over al de zon en het licht over de wondermooie kopjes en vlakten, over de diepe kleuren en tinten, dan zal het misschien Vlaanderen en Holland verslaan. Maar de zanger moet nog komen!
Nog eens is de heer Hullebroeck in Pretoria opgetreden. Ditmaal op verzoek van het bestuur der Nationale Club (het middelpunt van het leven der Nederlanders en oud-Nederlanders in Pretoria). De zaal van deze Club was stampvol, en de geestdrift van het publiek bijna nog grooter dan op den eersten avond. Aan het einde van den avond werden geestdriftige toespraken over de groot-Nederlandsche gedachte gehoudenZuid-Afrikaansch Hospitaal te Pretoria.
door den Consul-generaal der Nederlanden voor Zuid-Afrika en den heer Hullebroeck. Deze beloofde, onder daverende toejuichingen, spoedig te zullen wederkomen. Wij hopen, dat na den heer Hullebroeck nog anderen zullen komen met hun kunst en cultuur. Zooals de heer Hullebroeck zoo juist opmerkte: ‘Zuid-Afrika moet zich niet afzonderen, het moet ‘in contact blijven met Vlaanderen en Nederland op allerlei gebied. Wij Afrikaners, Vlamingen en Nederlanders, moeten meer en meer den band voelen, die ons allen samenbindt. Te zamen zijn wij sterk, alleen zwak.’ DINIE FRAAY - TEN BOKKEL HUININK. 1/1/21. |
|