Neerlandia. Jaargang 25
(1921)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
De ‘Burghers’ van Ceilon.Voor de meesten in Holland is Ceilon enkel een herinnering - en een zeer vage herinnering aan de geschiedenis van de avonturen en veroveringen hunner kloeke voorvaderen van de 17e en 18de eeuw. Voor hun verbeelding doet de vermelding van het ‘Eiland der Specerijen’ alleen, de visioenen oprijzen van rijk beladen schepen, hun kostelijke vracht van koopwaren lossende in de destijds meest vermaarde stapelplaatsen van de wereld - kaneel, peper, nagelen, elpenbeen,.. olifanten. Maar het is te betreuren dat slechts zeer weinigen beseffen, en dan nog maar in onvolkomen mate, dat daar in Ceilon tot op den huidigen dag niet alleen de gedenkteekenen bestaan in baksteen en mortel van de kloekheid hunner machtige voorouders, doch ook een uitgebreide kring van personen, die rechtstreeks afstammen van de Hollandsche kolonisten van die dagen.Ga naar voetnoot1) In Ceilon bestaat een kring, de Dutch Burgher Community geheeten, die, al doet hij ook voor niemand onder in trouw aan den bestaanden regeeringsvorm, toch de tradities vereert, welke hem zijn overgeleverd en tracht te leven overeenkomstig het voorbeeld, door het bezadigd en spaarzaam voorgeslacht nagelaten. In Ceilon, het moge sedert 1796 zijn onttrokken aan een van buitenaf inwerkenden Hollandschen invloed, leeft een volk dat door den nevel heen van zijn oude herinneringen het oog naar Holland richt, en dat, in spijt van de kibbelarijen en kleine jaloezieën van het plaatselijk maatschappelijke leven, niet alleen zijn individualiteit als een eigen gemeenschap heeft bewaard, maar na meer dan een eeuw afgescheiden te zijn geweest van den moederstam, zich aaneen heeft gesloten en een vereeniging heeft gevormd, met eigen wetten, die ten doel heeft het eigen karakter van den kring te handhaven en de welvaart, zoowel de stoffelijke als geestelijke, van zijn leden te bevorderen. De Burghers hebben den geest hunner vaderen zoo wel geërfd dat zij, hoewel in vergelijking met de inboorlingen, een kleine minderheid uitmakende, door hun aangeboren schranderheid en geschiktheid, zich onder een wijze en welwillende regeering een meer dan evenredig aandeel verwierven in het bestuur der kolonie. Men leide hier echter niet uit af dat de andere volksdeelen achterlijk zijn of dat aan de Burghers een onbillijke voorkeur is betoond; het is enkel een gevolg hiervan, dat de oorspronkelijke Hollandsche kolonisten en hun onmiddellijke afstammelingen, groote geschiktheid bezaten om met de Engelschen samen te werken, aangezien zij kort te voren zelf de teugels van het bestuur hadden gevoerd, en omdat deze geest van samenwerking bij hun nakroost tot een tweede natuur was geworden. Wij zijn, ik houd dit staande, wij zijn een volksdeel, eenig in zijn soort: wij | |
[pagina 30]
| |
zijn fier op den naam van Britten, maar wij denken met een gevoel van weemoed terug aan onze oude betrekkingen met dat schoone land. Wij droomen, zoover ik zien kan, van de Hollanders der 17de en 18de eeuw, maar wij handelen overeenkomstig hedendaagsche Engelsche methodes en idealen, wij spreken Engelsch en de talen van Ceilon en Indië - geen Hollandsch -, doch noemen ons zelf ‘Dutch Burghers’. Het is, wellicht, de instinctieve trek naar het oude stamland, die in de diepte van ons bewustzijn de vezelen van ons bestaan doet trillen! Wij zijn thans kinderen van de Keerkringen, en hebben ons, na bijna drie eeuwen verblijf in de tropen, aangepast aan onze Oostersche omgeving, doch wij hebben dit altijd gedaan in een geest van eclecticisme - de zuurdesem van ons voorgeslacht, dat evenals de magneetnaald ons steeds gewezen heeft naar alles wat in de beschavingen van het Westen zoowel als het Oosten navolging verdiende! Die geest van aanpassing heeft evenwel onze nieuwere tradities geen geweld aangedaan, daar zijn bewijzen over en te over in de talen en in de oude letterkunde van Indië en Ceilon voor den gemeenschappelijken oorsprong van het groote Indo-Germaansche ras. Deze ‘onwederlegbare getuigenissen der geschiedenis’ ontmoeten wij dagelijks en zij herinneren ons - tot onze beschaming en onze stichting tegelijk - dat zwart en bruin, ‘blank’ en ‘gekleurd’ eenmaal, wellicht in het grootste tijdperk van hun geschiedenis, één volk uitmaakten en dat dezelfde God, dien onze Azische voorouders met zooveel ernst zochten, is dezelfde - gisteren, heden en immermeer.
Colombo. E. REIMERS. Hollandsche Kerk op Ceilon.
|
|