Suriname.
De R.C. Missie in Suriname.
16 Oct. is het vijf en twintig jarig bestaan der Gerardus-Majella-Stichting in Suriname gevierd. Deze herdenking was het bestuur onzer Groep Suriname aanleiding te voren den leden een lezing van Z. Eerw. Pater P. van Esch aan te bieden over de geschiedenis der R.C. Missie in de kolonie. Het volgende is er aan ontleend:
22 Sept. 1683 werd de R.C. Missie in Suriname gevestigd. Reeds in 1686 waren drie missionnarissen onder van Sommelsdijks bestuur bezweken. Na een eeuw werd de missie hervat tot 1793 en in 1810 opnieuw begonnen. Monseigneur Grooff kwam als Apost. Prefect op 8 Febr. 1826 in Suriname. Hij was 3 Aug. 1800 in Amsterdam geboren en werd prefect der Surinaamsche missie op 25-jarigen leeftijd. De arbeid van dezen begaafden mensch strekte zeer tot heil der bevolking van Nickerie, Coronie en ten slotte het brandpunt van al zijn zorgen: Batavia aan de Coppename, de verblijfplaats der melaatschen.
Zooals de heer de Granada zei in de zitting der Koloniale Staten van 13 Juli 1896 zijn de tradities van Batavia onafscheidelijk verbonden aan de R.C. Missie. Batavia, waarvan de geestelijke zorg den 27 Jan. 1830 door het Gouvernement aan pastoor Grooff werd toevertrouwd. werd het tooneel van zijn onuitputtelijke liefde en opoffering. De toestand was er erbarmelijk en onhoudbaar, zooals de heer Van Meurs zich uitdrukte in de Koloniale Staten van 2 Juli 1892. Van verpleging was geen sprake, bewaking zou men het mogen noemen. En toch noemde pastoor Grooff het zijn ‘lusthof’. In 1836 benoemde Koning Willem II hem tot ridder van den Nederl. Leeuw, een welverdiende onderscheiding. Herinnerd werd nog aan de benoeming van pastoor Grooff tot Bisschop van Canea en Apost. Vicaris van Batavia in Oost-Indië in 1843. Zijn pogingen bij den Paus om die ongedaan te maken, welke faalden, zijn reis naar en aankomst in Oost-Indië, zijn verblijf aldaar, de moeilijkheden met het Bestuur, eindelijk zijn schorsing in 1846, zijn fiere houding, en verbanning. Daarna de terugkeer in Nederland, waar de Katholieken hem een huldeblijk aanboden, bestaande uit een gouden borstkruis met keten en een zilveren vergulden bisschopsstaf, welke bij plechtige gelegenheden nu nog door de Apost. Vicarissen van Suriname worden gedragen en de handhaving door den Koning in zijn ambt. Om moeilijkheden te vermijden, vertrok hij niet meer naar Batavia in de Oost, doch andermaal naar Batavia in de West. Hier arbeidde hij tot zijn dood op 29 April 1852.
Batavia ging in den nacht van 4 op 5 Oct. 1887 in vlammen op, nadat de zieken waren overgebracht op Groot Chatillon. Zij vonden sedert in de Gerardus Majella-stichting en Bethesda een liefdevolle en hygiënische verzorging.