Neerlandia. Jaargang 25
(1921)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-Indië.In 't vorige jaar werden aan Neerlandia een paar verslagen gezonden, die wegens gemis aan plaatsruimte niet konden besproken worden en dit toch wel verdienen, te meer, omdat zij meteen aanleiding geven enkele Indische toestanden toe te lichten. Eerst een verslag over den arbeid gedurende 1919 van ‘Pa’ van der Steur.
Zooals genoeg bekend is, kunnen vele Europeanen in Indië - wat wel een schaduwzijde is van het leven aldaar - moeilijk een huwelijk sluiten met een Europeesche vrouw; zij die óf een te klein inkomen hebben óf eenzaam wonen in de binnenlanden, moeten zich dat voorrecht ontzeggen. Dientengevolge ontstond het ‘concubinaat’, het samenleven met een vrouw van 't land, over welks voor- en nadeelen in dit verband niet uitgeweid kan worden. De kinderen, uit zulke onwettige echtverbintenissen voortgesproten, groeien doorgaans op onder een verkeerd begrepen) Montessori-opvoeding wat begrijpelijk is, als men overweegt, dat een Oostersche niet zoo gemakkelijk iemand tot Westerling opvoedt als een vink zijn ondergeschoven kinderen tot koekoeken, terwijl die moeders bovendien uit de lagere standen voortkomen. Wel zijn er onder die vrouwen te vinden, die hun uiterste best doen om hun kinderen tot brave Europeanen op te voeden en aan vele Westersche moeders tot voorbeeld mogen gesteld worden, maar van de meerderheid kan dat niet gezegd worden en ook bij de goede uitzonderingen moet de wil zeker voor de daad gerekend worden. Vooral wordt de opvoedingstaak voor de eenvoudige ouders moeilijk, als er geen school in de buurt is; dan is er kans, dat de kinderen geheel en al verwilderen. Onder deze rubriek moeten ook genoemd worden de soldatenkinderen, die vrij talrijk zijn, in die mate, dat van pauperisme onder de Europeanen in Indië weinig sprake zou zijn geweest, als de soldaten bij ommekomst van diensttijd of met verlof wegens ziekte hun erkende kinderen naar Europa hadden kunnen meenemen. Maar dat laatste ging nu eenmaal niet en zoo was de regel: de vader leeft in concubinaat met een Inlandsche vrouw; er komen kinderen, die verwekt worden (soms bij verschillende moeders) en erkend; de vader moet eindelijk weg, de kinderen blijven hulpeloos achter en komen ten laste van de openbare weldadigheid.Ga naar voetnoot1) Kan men die Europeesche vaders van onverschilligheid beschuldigen? zoo vragen wij in 't voorbijgaan en dan moet het antwoord luiden: over 't algemeen volstrekt niet. Moge onnadenkendheid ook hier de bron zijn van veel ellende, het moet met waardeering vermeld worden, dat over 't algemeen zelfs arme stakkers zich de grootste opoffering getroosten om hun kinderen de school te doen bezoeken, en met dat doel elders in den kost te doen. In den goeden ouden tijd behoefde daarvoor vaak niet meer betaald te worden dan f 20. - 's maands. Die vaders kan men beschouwen als slachtoffers van een vicieusen toestand. Hoe 't zij, 't aantal van zoodanige kinderen is legio. In tal van weeshuizen en opvoedingsgestichten werden honderden weezen, halfweezen en verlaten kinderen verpleegd. De Regeering subsidieerde daarvoor, maar meende steeds, dat de particuliere liefdadigheid het leeuwendeel moest verrichten. De in Indië voor allerlei maatschappelijke doeleinden gebruikelijke geldloterijen - vooral bij Chineezen zoo geliefd - brengen geregeld het geld bijeen wat aan de subsidies der Regeering ontbreekt en door vrijwillige liefdadigheid niet kan bijeengebracht worden. Niettegenstaande al die genoemde gestichten nam het aantal der onverzorgde, soms in de kampongs rondzwervende, kinderen onrustbarend toe, en altijd waren er kinderen, die ‘niet in de termen’ vielen om opgenomen te worden, omdat de statuten 't niet toelieten. Over de zoodanigen strekte zich de liefde uit van ‘Pa’ van der Steur. Acht en twintig jaren lang heeft hij reeds voor zijn beschermelingen gearbeid en op 't oogenblik worden er 600 verzorgd in het gesticht Oranje-Nassan te Magelang.
600! dat is 200 boven het aantal, waarvoor hij na lang tobben een subsidie kreeg van de Regeering. Die bedroeg in 1919 f 32.000, waarnevens als bronnen van inkomsten o.m. mogen vermeld worden f 51.000 aan giften en 9000 aan contributiën; en niet minder moet worden vermeld, dat ‘Pa’ in dat jaar f 4700 bijpaste van zijne inkomsten als godsdienstleeraar. Die naam ‘Pa’ ‘spreekt boekdeelen’; zoo wordt hij betiteld door zijne 600 kinderen, ja, door geheel Indië. Hij, de eenvoudige, ongeletterde man geeft zich met hart en ziel aan zijn levenstaak en honderden kinderen hebben aan hem hun redding en een goede plaats in de maatschappij te danken. In het door kiekjes verluchte verslag, vertelt ‘Pa’ op gemoedelijken toon, zonder eenige gestichts-deftigheid, van zijn arbeid, over de moeilijkheden tijdens den rijstnood, over een treffend sterfgeval, over den strijd tegen de duurte, over zijn bezoek bij den gullen Gouverneur-Generaal van Heutz, die tegen hem zei: ‘Als je wat te vragen hebt, kom maar, je hoeft niet eerst audiëntie te vragen.’ Wij zouden er gaarne meer aan ontleenen, maar plaatsruimte verbiedt dit. Alleen dit nog: De uitgaven bedroegen f 142.000. Als er eenige aanleg in de jongens zit bezoeken ze de mulo-school, cultuurschool, technische school, zeevaartcursus enz. En die laatste scholen zijn in andere plaatsen gevestigd, zoodat dan weer voor kostgeld moet gezorgd worden. Voor een arbeid der liefde op zoo | |
[pagina 8]
| |
breeden grondslag gevestigd, is heel veel noodig - dat begrijpt ieder. Er wordt dan ook veel gegeven, ook in Nederland. Daar is een commissie van bijstand gevestigd, waarvan we alleen noemen den president-penningmeester,
OPENBARE LEESZAAL EN BIBLIOTHEEK TE SEMARANG. (Uitwendig.)
Mr. J.B. Bierens de Haan te Amsterdam. Zij die voor dien arbeid der liefde iets over hebben, weten nu het adres.
Bewogen wij ons in het bovenstaande op filanthropisch gebied, het tweede door ons ontvangen verslag brengt ons op het neventerrein van ‘maatschappelijk werk’ en handelt over
de openbare leeszaal en bibliotheek te Semarang. OPENBARE LEESZAAL EN BIBLIOTHEEK TE SEMARANG. (Inwendig).
Het geill, weekbl. Indië wijdde eenigen tijd geleden een geheel nr. aan de leeszalen in Indië, waaruit duidelijk blijkt, dat die in Nederland betrekkelijk nog jonge beweging zich ook in Indië krachtig uitbreidt; alles gaat snel tegenwoordig; 't is een wedijver van landen en steden, wie 't meest op dat gebied kan doen. Het ontvangen verslag vertelt, dat men ook te Semarang, onder den wakkeren voorzitter, ds. Brink, krach- | |
[pagina 9]
| |
tig vooruitstreeft. Aan ontributies werden voor 1920 ontvangen f 6.500 (niet gering!), aan subsidies van gemeente, gewest en gouvernement f 4100 (bovendien gaf de gemeente een belangrijk renteloos voorschot. Nu 't niuwe gebouw gereed is, wordt de leeszaal beter bezoht. In 1919 werden uitgeleend aan Europeanen 21483 boeken, aan ‘Inlanders’ 2538 boeken (in Inlandsche talen). Met genoegen zien wij, dat ook Neerlandia in de leeszaal aanwezig is. Hulde aan hen, die onder moeilijke omstandigheden dit werk zoo ver brachten; moge hun arbeid waardeering vinden en goede vruchten afwerpen voor 't maatschappelijk leven! Nog even komen wij terug op het onderwerp: Vreemdelingen in Indië. De heer A.S. van Reesema schreef ons daarover: ‘Toevallig werd mij dezer dagen door een ingenieur bevestigd, wat door u op blz. 161 van uw blad van Dec. werd vermeld.’ De regeling der salarissen houdt de jonge ingenieurs in Nederland terug. De geachte schrijver voegt er nog bij: ‘Wat moet er op deze wijze van ons bestuur worden. Veel Duitschers en Russen schijnen zich te hebben aangeboden. Ik weet niet, of de Regeering als voorwaarde heeft gesteld dat zij binnen zes maanden dragelijk Hollandsch moeten spreken; dit is in allen gevalle zeer noodig!’
Dat laatste gelooven wij ook en voegen er den wensch bij, dat men in een Nederlandsche kolonie hiertoe medewerke door af te zien van de liefhebberij om tegenover den vreemdeling er mee te pronken, dat men diens taal verstaat. Uit dit oogpunt bezien zou 't maar wenschelijk zijn, dat alle vreemdelingen Russen waren. Die moeten zich wel van onze taal bedienen, omdat de Nederlanders gelukkig in 't Russisch niet sterk zijn; en...... de Rus leert gemakkelijk vreemde talen. 's-Gr. v.L. |
|