Neerlandia. Jaargang 24
(1920)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezonden.De averechtsche houding der Hollandsche Hoofdbestuursfractie van het A.N.V.Als lid van het A.N.V., die daadwerkelijk mijne belangstelling voor het Verbond getoond heb door het waarnemen, vroeger van het secretarisschap en voorzitterschap der Utrechtsche Studentenafd., thans van het secretarisschap der Afd. Utrecht e.O., verzoek ik plaatsruimte in het ‘Orgaan van het A.N.V.’ tot rechtzetting der carricaturiale voorstelling door een schrijver in de September-aflevering van dit blad gegeven van mijn artikel in De Toorts van 14 Aug. In de eerste plaats zij opgemerkt, dat mijn artikel niet behandelt het onderwerp ‘Het A.N.V. en de politiek’, gelijk het opschrift in Neerlandia doet vermoeden; noch trachtte ik, gelijk beweerd wordt, het hoofdartikel onder dien titel in het Aug.-nummer van Neerlandia te ontzenuwen. Het ware onnoodig dáártoe een artikel van drieduizend woorden te schrijven: wanneer men beweert, dat het A.N.V. zich ‘buiten de politiek’ moet houden, miskent men volstrekt het wezen van het A.N.V., dat een politieke vereeniging is. Immers: volgens de statutenGa naar voetnoot1) beoogt het A.N.V. het steunen van den strijd voor den Nederlandschen Stam, o.a. dus in Vlaanderen en Zuid-Afrika. Deze strijd is een politieke strijd, en steun daaraan verleend, ware het slechts door het zenden van een | |
[pagina 153]
| |
Nederlandsch a, b, c-boekje aan een kind in Vlaanderen of Zuid-Afrika, is een politieke daad. Zoo is een vereeniging, die tot doel heeft dezen strijd te steunen, een politieke vereeniging. Een bestuurder van het A.N.V., die niet van Stampolitiek wil weten, is als ‘le bourgeoisgentilhomme’, die zijn leven lang proza gesproken had, zonder dat hij het wist. Dit in het voorbijgaan over een onderwerp, dat mijn artikel niet behandelde. Wat ik echter wèl behandeld heb, in een artikel onder hetzelfde hoofd als ik hierboven plaats, was het ontstellend gemis aan inzicht in de taak van het Hoofdbestuur van het A.N.V. en het zonderling gemis aan feitenkennis, dat uit het hoofdartikel in de Aug.-aflevering sprak. Om te beginnen heb ik gewezen op de grove onjuistheid van de bewering in Neerlandia: ‘Het is de Vlaamsche kwestie en in 't bijzonder is het de jacht in België op de Activisten, die in (N. -) Nederland eenige beroering heeft gewekt, welke beroering een uitweg zocht in het A.N.V. en thans heeft geleid tot den eisch van inmenging van (N. -) Nederland in de binnenlandsche zaken van België’ (ik cursiveer). Wie heeft ooit gehoord, schreef ik, dat er dezerzijds of vanwaar ook, geëischt is dat Holland, en dat wil blijkbaar zeggen, de Hollandsche Regeering, zich in verband met de vervolging der Activisten tot België zou richten? En wat heeft dit te maken met de kritiek op het Hoofdbestuur van het A.N.V.? En waarom weet de Redactie van Neerlandia niet, dat de ontevredenheid over de houding van het H.B. heel andere oorzaken heeft als deze gefantaseerde, en veel oudere? Wat aan het H.B. verweten wordt is, dat het veinzend te vergeten, dat het A.N.V. een Stam-verbond is, en dat Nederlandsch in zijn naam niet beteekent ‘Hollandsch’ maar ‘Dietsch’, en veinzend te vergeten, dat het H.B. zich heeft te bekommeren om algemeen Dietsche, en niet slechts om Hollandsche belangen, zich niet bekommerd heeft om het Dietsch belang, en dit onder voorwendsel, dat het zich uitsluitend bekommerde om het Hollandsch belang - wat zijn eenige taak niet was. Terwijl in werkelijkheid de drijfveer van het Hoofdbestuur geweest is: te voorkomen, dat een gedeelte der Hollandsche leden, die als lid in het A.N.V. gesleept zijn, zonder van het doel van het A.N.V. veel te begrijpen, en wel in 't bijzonder het Ententomane gedeelte hiervan, voor het lidmaatschap zou bedanken, indien zij konden bemerken, dat het doel van het A.N.V. in Vlaanderen, mede nagestreefd werd door de Duitsche politiek. En om deze camouflage heeft het H.B. erger gedaan nog, dan zich niet om het Dietsch belang in Vlaanderen te bekommeren: het heeft niet alleen gezondigd door nalaten, maar het heeft gezondigd door doen. Het heeft in Neerlandia, dat orgaan van het A.N.V. heet te zijn, de vrije gedachtenwisseling onderdrukt, het heeft geweigerd in Neerlandia op te nemen en te vermelden moties en handelingen van wettig geconstitueerde afdeelingen van het A.N.V. Van dit laatste heb ik verschillende voorbeelden gegeven, te beginnen met de Liersche motie van 18 April 1915. Vervolgens heb ik gecritiseerd het negeeren van Vlaanderen gedurende den oorlog, in het artikel in de Aug-aflevering voorgesteld als..... een daad van onpartijdigheid! ‘Welke partij had het Hoofdbestuur moeten kiezen, die van de Fronters, van het Algemeen Vlaamsch Verbond, van de Activisten?’ durfde men in dit artikel te vragen. En men voegde daaraan toe: ‘zich mengende in de Belgische aangelegenheden, had het Hoofdbestuur zich dan moeten scharen aan de zijde van een der Vlaamsche partijen, 't geen noodzakelijk zou hebben geleid tot vervreemding van de andere.’ Hierbij heb ik opgemerkt: ‘Maar den Dordtschen Heeren werd niet gevraagd, partij te kiezen: hun wordt verweten, dat zij gedurende den oorlog Groep Vlaanderen negeerden. Zij hadden den plicht, in Neerlandia tot uiting te doen komen, wat groep Vlaanderen van het A.N.V. daarin wenschte te uiten. De Dordtsche Heeren hadden over die uitingen niet te oordeelen. Groep Vlaanderen was Activistisch. De uitingen van Groep Vlaanderen zouden dus Activistisch zijn geweest. Maar daar het Activisme den Dordtschen Heeren niet aanstond, besloten zij, ‘zich mengende in de Belgische aangelegenheden enz,’ de uitingen van de eigen Groep Vlaanderen uit Neerlandia te weren, ‘zich daardoor scharende aan de zijde van een der Vlaamsche partijen’, en wel van de Passieven. ‘Men lette wel: had men de Activistische uitingen der eigen Vlaamsche groep in Neerlandia doen verschijnen, de Dordtsche heeren hadden zich daardoor niet op Activistisch standpunt gesteld. Het was slechts natuurlijk, dat Groep Vlaanderen zich uitte zooals zij was; ware het A.N.V. in Vlaanderen passief geweest, de uitingen in Neerlandia mochten met hetzelfde recht passief geweest zijn. Maar door de uitingen van Groep Vlaanderen, die nu eenmaal Activistisch was, te onderdrukken, koos het A.N.V. partij. En men liet het niet bij een partij kiezen in den vorm van onderdrukken der Activistische uitingen alleen. Men koos ook partij door het wèl toelaten van passivistische uitingen en door zich te laten leiden door passivistische adviezen.’ Van dit alles heb ik in mijn artikel voorbeelden genoemd. Als voorbeeld van het laatste heb ik genoemd de weigering, na ingewonnen advies van een buiten het Verbondsbestuur staand Vlaamsch Passivist, tot opneming in Neerlandia van den door den heer Leo Meert in Maart 1916 op Alg. Verg. te Deventer gehouden rede. ‘Zoo werd advies gevraagd aan buiten het Verbondshestuur staande personen’, schreef ik ‘omdat deze tot de partij der Passieven behoorden’. De schrijver in Neerlandia meent mij dit voorbeeld uit de hand te kunnen slaan, door de triomfante mededeeling dat de rede verschenen is in de Juli-aflevering 1916. Dat men zich genoodzaakt heeft gezien op zijn aanvankelijke weigering terug te komen, en dat men het stuk toen drie maanden te laat als mosterd na den maaltijd eindelijk nog gepubliceerd heeft, was mij bij het schrijven van mijn artikel ontschoten: anders had ik het vermeld. Aan de juistheid van mijn bewering omtrent het inwinnen van advies aan Passieve zijde - en als voorbeeld daarvan heb ik deze aangelegenheid genoemd - doet dit niets af. Door den schrijver in de September-aflevering van Neerlandia wordt beantwoording van mijn uitvoerige kritiek op de houding van de Hollandsche Hoofdbestuursfractie gedurende den oorlog ontweken, door te schrijven, dat in mijn artik I beweerd is, dat Groep Vlaanderen ‘sedert den oorlog’ genegeerd werd, en door dan deze fantasie te weerleggen door te wijzen op stukjes in 't Mei-nummer 1919, 't Juni-nummer 1919 en 't Januari-nummer 1920. Dit gelijkt zeer weinig op een poging om de lezers van Neerlandia omtrent de strekking van mijn betoog een juisten indruk te geven...... Evenmin, wanneer gezegd wordt, dat ik ‘aan een uit zijn verband gerukt zinnetje een geheel verkeerden uitleg heb gegeven’, wanneer nóch van uit zijn verband rukken, nóch van uitleg geven, sprake kan zijn, waar slechts door mij vermeld is, dat in de Aug.-afl. blz. 106 gesproken is over de ‘niet weg te redeneeren fout’ der Activistische politiek: een uitlating, waartegen overigens ook een protest is uitgebracht door de Afdeeling Utrecht en Omstreken, protest, dat vermeld staat in de September-aflevering naast het stukje tegen mij gericht, waarin men tracht te ontkennen zich deze bewering veroorloofd te hebben.... Ik zal het voor ditmaal hierbij laten: de in de toekomst van het A.N.V. belangstellende lezer, thans omtrent de strekking van mijn betoog ingelicht, kan dit in De Toorts naslaan en hij zal dan bevestiging vinden dat het niet is een betoog van iemand, die het A.N.V. afbreuk wil doen, zooals men hem in de September-aflevering van Neerlandia heeft willen doen gelooven, maar een poging van iemand, die véél voor het A.N.V. gevoelt, om te trachten zoo duidelijk mogelijk vast te stellen, wat aan de Hol- | |
[pagina 154]
| |
landsche Hoofdbestuursfractie omtrent hare houding gedurende den oorlog verweten moet worden, om daaruit voor de toekomst tot een gedragslijn voor de leden ten beste van het Verbond te besluiten. Hij zal dan bemerken, dat De Toorts bezield is met groote liefde voor het A.N.V. Hij zal dit bemerken uit het reeds genoemde artikel in De Toorts van 14 Aug. 1920; uit ons onderschrift bij een ingezonden artikel in De Toorts van 28 Aug., waarin wij het A.N.V. tegen een door den inzender geuit o.i. onjuist verwijt verdedigden en uit een artikel in De Toorts van 11 September, waarin wij uitvoerig en met groote waardeering melding maakten van eenige verheugende uitingen op stamgebied van Hoofdbestuur en Bestuur van Groep N. Nederland in den laatsten tijd. Acht iemand mijne in De Toorts gegeven principieele beschouwingen aanvechtbaar: dat hij er de zijne tegenover stelle. De Opstelraad van De Toorts zal er gaarne zijn kolommen voor openstellen. Dat de Redactie van Neerlandia hetzelfde doe: van belangstelling voor het Verbond getuigende oppositie - uitingen kleinzielig, kleineerend wegpeuteren onder den redactioneelen domper kan, tot droefheid van elk Groot-Nederlander, Neerlandia en het A.N.V. slechts doen vermuffen en tot onbeduidendheid doen zakken; een openlijke en oprechte gedachtenwisseling over de groote lijnen in de Verbondsactie kan het A.N.V. en zijn orgaan slechts ten goede komen.
Utrecht, 15 September 1920. A.J. VAN VESSEM.
Hoewel de pennestrijd door den heer Van Vessem uitgelokt zich hoofdzakelijk beweegt om de houding van het Hoofdbestuur en de redactie Vedurende den oorlog, en de tegenwoordige leiders van het Verbond en zijn orgaan moeilijk daarvoor verantwoordelijk kunnen worden gesteld, heeft de Redactie-Commissie geen bezwaar de zelfverdediging van den bestrijder op te nemen, opdat de leden van het Verbond na vergelijking met de gewraakte stukken zich een zelfstandige meening kunnen vormen. Onzerzijds slechts enkele kantteekeningen. Wij hebben niet beweerd dat 's heeren van Vessem's artikel in de Toorts behandelde ‘Het A.N.V. en de politiek’. Wij kozen dien titel voor ons eigen artikel in verband met de strekking van het Toortsartikel, dat we wilden bestrijden. Dat redactioneel recht zal men ons toch moeilijk kunnen betwisten. Wij zijn den schrijver dankbaar dat hij thans de kwestie, waarom alle onverkwikkelijke aanvallen op het Hoofdbestuur gedurende de laatste jaren hebben gedraaid, zuiver stelt. Het A.N.V. is volgens hem een politieke vereeniging. Dat is juist, wat wij altijd hebben bestreden en wat de overgroote meerderheid der leden van het A.N.V. ook niet zal wenschen. Ieder, die het doel van ons Verbond en de middelen ter bereiking in de statuten naleest, zal daarin nergens lezen dat wij den politieken strijd in Vlaanderen en Zuid-Afrika moeten steunen. De bedoeling der samenstellers van de Statuten van het A.N.V. is dat ook nooit geweest. De wensch van den heer v. Vessem is al te zeer de vader zijner... wetsuitlegging. Een Algemeen Ned. Verbond, dat zich zou gaan bemoeien met den politieken partijstrijd in andere landen, zou zelfmoord plegen, evenzeer wanneer het zich met kerkelijke twisten zou gaan inlaten. Dit is wel degelijk de bedoeling van al. 2 van art. 4 der statuten: ‘Het kent kerkelijke noch staatkundige partij’. 12 Dec. 1915 verklaarden de Vlaamsche hoofdbestuurders nog in Neerlandia dezelfde opvatting te zijn toegedaan ‘en dat derhalve elke poging om het Verbond van de tot nog toe in acht genomen onzijdige houding te doen afwijken, moet worden geweerd’. (Zie Neerlandia Jan. 1916 blz 8). De uitingen der Groep Vlaanderen werden niet geweerd, zoolang kon worden aangenomen dat er werkelijk nog een Groep bestond. Wel werd met omzichtigheid te werk gegaan, wat in de oorlogsjaren toch zeker wel geboden was, ook om onze Regeering niet in moeilijkheden te brengen. Dat het Hoofdbestuur geacht werd dichter bij de passivisten dan bij de activisten te staan, spreekt vanzelf, omdat niet-bemoeiing met de activistische politiek vanzelf tot passiviteit leidde. Omdat het A.N.V. geen politieke doeleinden nastreeft en mag nastreven, hebben de weinigen die het gaarne in die richting hadden gedreven den Dietschen Bond opgericht en in zijn statuten nadrukkelijk dat politieke doel bepaald. Wij nemen dezen Bond zijn politiek niet kwalijk, maar laat hij het A.N.V. in zijn baan zijn doeleinden laten nastreven. Wij hebben nooit geschreven over vrees voor inmenging der Nederlandsche regeering in de activisten-vervolging in België. Wij vreesden bemoeiing van onderdeelen der Verbondsorganisatie met deze netelige buitenlandsche kwestie, welke bemoeiing trouwens strijdig is met art. 16 van het Groepsreglement. Het is onredelijk te spreken van de Hollandsche fractie in het Hoofdbestuur, waar het Hoofdbestuur één geheel vormt, samengesteld uit de afgevaardigden van de verschillende groepen Besluiten van eenig belang worden alleen door het geheele Hoofdbestuur genomen. Evenzeer is het onredelijk te smalen op de ‘Dordtsche Heeren’. Het Hoofdbestuur bestaat thans uit 15 personen, waarvan er slechts 2 te Dordrecht wonen, 6 te 's-Gravenhage, 2 te Amsterdam, 1 te Aerdenhout, 1 te Doesburg, 1 te Roermond, 1 te Rijswijk en 1 te Zaandam. De Redactie van Neerlandia is bij Hoofdbestuursbesluit toevertrouwd aan 6 leden, aan welke de Administrateur als Secretaris is toegevoegd en wier bevoegdheden bij reglement zijn vastgesteld. Geen stuk wordt geplaatst, dat niet de instemming heeft van de meerderheid der Redactie-Commissie. Er kan dus geen sprake van zijn dat de leiding zou berusten bij een paar te Dordrecht wonende leden van het Hoofdbestuur. Wij zijn den heer Van Vessem dankbaar, dat hij zijn sympathie voor het A.N.V. toont, maar geven hem in overweging dat niet te doen in termen, die den goeden naam van het Verbond slechts kunnen schaden, alleen omdat men het niet in de richting heeft kunnen drijven, die door de leiding noodlottig werd en nog wordt geacht en die de overgroote meerderheid der leden zeker niet op wil. Ten slotte nog dit: In de velerlei verwijten, die de heer v. Vessem het Hoofdbestuur doet, is een soort van het gehalte als ‘het sparen van Ententomane leden’. De heer v. Vessem ziet spoken, waar ze niet zijn. Hij houde ons ten goede, dat we op zulke beweringen niet ingaan en de gedachtenwisseling over dit onderwerp sluiten. Red. |
|