De West-Indische Gids.
Het in 1919 opgerichte tijdschrift: de West-Indische Gids is reeds sedert eenige maanden zijn tweede levensjaar ingetreden. Wij hebben reeds de 6de aflevering van den tweeden jaargang (maandaflevering October) voor ons liggen. Niemand zal het ons euvel duiden, wanneer wij thans nog eens de aandacht op dit tijdschrift vestigen, nu het den eersten moeilijken tijd door is.
Het was een moedige daad van redactie en uitgeefster om een tijdschrift in het leven te roepen, speciaal gewijd aan de West-Indische belangen. Allerlei vragen kwamen naar voren, waarop alleen de onbekende toekomst antwoord kon geven. Zou het tijdschrift lezers trekken; zouden er steeds voldoende deskundige medewerkers gevonden kunnen worden en zou er op den duur voldoende stof aanwezig zijn om het tijdschrift belangrijk te doen blijven?
Maar naast moed was hier ook beleid noodig. Men moest van den aanvang af een hoog standpunt innemen, en de brandende vraagstukken en wetenswaardigheden zóó aan de lezers doen voorleggen, dat deze eene onpartijdige meening zich konden vormen en bovenal, dat de beide Nederlandsche koloniën in het verre Westen daardoor gediend zouden zijn.
De oprichters waren zich van een en ander volkomen bewust. De oud-Gouverneur van Suriname en oud-Minister van Kolonién, thans benoemd Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië. Mr. D. Fock, wees er in zijn inleidend woord op, dat alleen bekendheid de verkeerde meeningen omtrent de West-Indische koloniën kon doen veranderen en dat zeker de gewenschte deskundigen zich zouden beschikbaar stellen. Iets in het belang dier koloniën te bereiken, dat was de wensch der oprichters. En die wensh is niet beschaamd geworden. De eerste-jaargang heeft ons twee boekdeelen rijker gemaakt, die in geen enkele koloniale bibliotheek mogen ontbreken, evenmin als in de boekerij van een openbare leeszaal of in eene boekenkast met koloniale litteratuur.
Het gewaad van het tijdschrift is met den tweeden jaargang eenigszins veranderd. Nadat reeds bij de 6de aflevering van den eersten jaargang het tijdschrift van de uitgeefster: Algemeene Uitgevers Maatschappij, Amsterdam (Ad Usum Mundi) Dir. G.H. Jonckheer, was overgegaan naar de Naaml. Vennootschap Boek- en Handelsdrukkerij voorheen Ipenbuur en van Seldam te Amsterdam, trad met den tweeden jaargang als uitgever op Martinus Nijhoff te 's-Gravenhage. Ook het redactieadres veranderde. In de plaats van den heer Struycken de Roysanour kwam zijn mederedacteur Dr. H.D. Benjamins, een der bekende samenstellers van de Encyclopaedie van West-Indië, maar de redactie zelve bleef in dezelfde handen en het bij den eersten jaargang betoonde beleid kan dus ook voor het vervolg verzekerd geacht worden. Voor de volledigheid zij nog vermeld, dat de abonnementsprijs van f 15. - gebracht werd op f 16. -.
Het is eene bekende zaak, dat het dikwijls gemakkelijker is iets te beginnen dan iets vol te houden. Dat zal de redactie van de West-Indische Gids ook wel ondervinden. De ervaring heeft echter reeds aangetoond, dat er stof te over is, waarmede het belangstellende lezerspubliek kan worden voorgelicht. Wij twijfelen dan ook niet of het tijdschrift zal onder blijvende degelijke en frissche leiding zijne roeping blijven vervullen.
Mogen wij één wensch uiten, dan is het de volgende:
Dag- en weekbladen vervullen tegenwoordig een veel grootere rol dan eenige tientallen jaren geleden. Alles wat belangrijk is voor den lezer vindt men tegenwoordig veelal in die dag- en weekbladen. Maar - het in dien vorm tot ons komende is veroordeeld om opgeruimd te worden. Alleen tijdschriften bewaart men. Daarin alles te verzamelen, wat de moeite van het bewaren en overlezen of later aanhalen waard is, zou voor den belanghebbende of belangstellende een groot gemak opleveren. Eene eenvoudige opsomming van wat over de kolonie geschreven is en thans onder het hoofd: ‘Bibliographie’ wordt opgenomen, achten wij daartoe niet voldoende. Wat heeft men, om nu maar alleen bij de laatst verschenen aflevering te blijven, aan eene eenvoudige verwijzing naar hetgeen in druk verschenen is over Tropenhygiène van Prof. Flu; over den maatschappelijken arbeid van de zending der Evangelische Broedergemeente in Suriname, in eene lezing door den heer S. Beck medegedeeld; over het Nederlanderschap in Suriname in Neerlandia voorkomende; over de balataproductie in Surname en over ‘die landwirthschaftliche Produktion Surinames’ Een korte mededeeling van het geschrevene geeft aan het tijdschrift groote, blijvende waarde. Zoo doet ook de redactie van het Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap en de samensteller van de rubrieken Suriname en Curaçao in het koloniaal weekblad van Oost en West.
Aan dien wensch voegen wij nog een bescheiden raad.
Men bewege zich niet te veel op geschiedkundig terrein. Daarmede vangt men niet de aandacht van de menschen uit de praktijk, die over de kolonie willen worden ingelicht. De brandende vraagstukken eischen bezonken en onpartijdige voorlichting, terwijl zij nog brandend, actueel zijn. En actueele feiten of misstanden dienen rustig maar duidelijk uiteengezet te worden.
Voor Suriname noemen wij nu slechts enkele: de vreedzame penetratie door Amerika; de bezwaren met de immigratie door de gerezen loonkwesties; de toekomst van koffie- en cacaocultuur in verband met wereldmarkt en wereldprijzen; de mislukking van de aanvankelijke plannen van het Suriname Studie Syndicaat; de teleurstellingen van den Gouverneur Staal; het onbegrijpelijke Regeeringsbesluit om een deel van den spoorweg op te breken, enz. Daarmede bedoelen wij niet bijdragen als die van den heer F. Greiner in het October-nummer over de oorzaken van de achterlijkheid van Suriname. Dergelijke bijdragen, waarin vrijwel over alles wat in de kolonie moeizaam is opgebouwd en geworden, de staf wordt gebroken, voldoen niet aan de voorwaarden van bezonkenheid en onpartijdigheid, zoo noodig in een tijdschrift van de waarde van de West-Indische Gids. Er wordt te veel stof door opgejaagd en te veel gefundeerde tegenspraak door uitgelokt van menschen, die de kolonie ten minste evengoed kennen als de genoemde schrijver.
Wij wenschen aan de West-Indische Gids een lang leven en een zich steeds meer uitbreidend aantal lezers.
3 October 1920
C.F.S.